donderdag 6 juli 2017

Uitgelezen: De overloper. Brief aan Siegfried Lenz.

Beste Siegfried,
 
Alweer een boek over de Tweede Wereldoorlog.  Die oorlog lijkt een onuitputtelijke bron te zijn voor romans.  In mij kwam spontaan de vraag op of uw boek zich voldoende zou kunnen onderscheiden van de andere boeken met diezelfde oorlog als onderwerp.
 
Uit mijn inleidende woorden tot deze brief zou u enige terughoudendheid kunnen afleiden tegenover uw boek.  Een zekere gereserveerdheid.  Dat klopt misschien.  Ik kan het niet ontkennen.  Maar een lezer moet verder kijken dan die terughoudendheid.  Het boek zomaar aan de kant leggen, kan niet.  Een boek moet gelezen worden.  Dat is net het wonder van boeken.  Bij het lezen van een boek kan datzelfde boek groeien.  Bloeien.  Men moet verder kijken dan de neus lang is.  Zoals in het echte leven.  In dat echte leven moet men ook verder kijken.  Om schoonheid te ontdekken.  Om waarheid te ontdekken.  Ik wist wat gedaan.  Ik moest aan de slag.  Ik ging lezen.  Ik ging uw boek lezen.
 
Al vrij snel mocht ik datgene ervaren wat bij het lezen van een boek vaak gebeurt.  Het boek opende zich voor mij.  Het boek onthulde aan mij zijn schoonheid.  Het openbaarde zich.  Ik kon enkel dankbaar aanvaarden.  Vaak wordt gezegd dat schoonheid relatief is.  Maar in deze niet.  In deze was de schoonheid absoluut.  Die schoonheid openbaarde zich op vele domeinen.  Niet slechts op één.  Die schoonheid maakte het boek tot een unicum.  Tot een boek, dat zich onderscheidde van zijn collega-boeken.
 
De wereld, die door de schrijver wordt geschetst, straalt eenzaamheid uit.  Angst.  Twijfel.  Uitzichtloosheid.  De wereld, waarin de personages vertoeven, is een wrede wereld.  Een gekke wereld.  Tegenover die wereld plaatst de schrijver een taal, die alles nog zwarter kleurt.  De taal is te mooi.  De taal is te poëtisch.  Op die manier diept de schrijver het contrast verder uit.  Het contrast tussen de gebruikte taal en de geschetste wereld.  Het lijkt alsof de schrijver met zijn gekozen stijl en taal een brug te ver gaat.  Oorlog vraagt niet om dichterlijkheid.  Oorlog vraagt nuchterheid.  Door die welgekozen woorden lijken bombardementen bijna symfonieën.  Doodslag en moord lijken door die woorden ouvertures geworden.  Symfonieën en ouvertures die vragen om gehoord te worden.  Dat mag niet.  Dat lijkt niet juist.  Toch is het dat wel.  Want net door die welgekozen woorden wordt de oorlog nog gruwelijker.  Nog gewelddadiger.  Nog wreder.
 
In het boek lijkt enkel plaats te zijn voor kommer en kwel.  Toch is het niet zo.  De schrijver laat licht schijnen in het boek.  Weinig licht.  Slechts een sprankeltje.  Maar dat volstaat om te hopen.  Hoop kan redding brengen in die uitzichtloze dagen.  In die bijna verloren situatie.  Wanda moet die hoop verzinnebeelden.  Liefde overwint alles.  Dat wordt gezegd.  Maar geldt die waarheid ook in tijden van oorlog.  Ik weet het niet.  Heel misschien kan het een reden zijn om te overleven.  Om te willen overleven.  Liefde kan een tegengif zijn.  Een heilzaam tegengif.  Liefde kan het verlangen voeden.  Het verlangen naar een betere toekomst.  Een mooiere toekomst.  Vrij van oorlog en geweld.  Liefde maakt zacht.  Dat is misschien nodig om zichzelf niet te verliezen in die constante hardheid.  Enige zachtheid in een te ruw geworden wereld, het kan helend werken.
 
Bij die passages met Wanda moet ik denken aan die ene film van Steven Spielberg.  Schindler’s List.  In één fragment komt een meisje gewandeld.  Dat meisje heeft een rood kleedje aan.  Dat rood is de enige kleur in de anders volledig zwart-witfilm.  Dat rood kleedje heeft hetzelfde effect als Wanda.  Beide beogen hetzelfde effect.  Net zoals de gebruikte taal in het boek moet Wanda het contrast met de wrede oorlog scherp stellen.  Liefde tegenover oorlog.  Hoop tegenover uitzichtloosheid.
 
In het boek worden ook allerlei vragen gesteld.  De auteur legt die vragen in de mond van zijn personages.  Zo stelt Walter Proska, het hoofdpersonage, zich de vraag of er in tijden van oorlog wel plaats kan zijn voor pacifisme.  Hij weet het niet.  Hij twijfelt.  Toch meent hij dat aan de kant blijven staan geen optie kan zijn.  Er moet iets ondernomen worden om de oorlog uit te roeien.  Te beëindigen.  Die gedachtegang brengt hem tot een bijzonder besluit.  Hij loopt over.  Naar de andere kant.  Omdat hij meent dat die andere kant die oorlog daadwerkelijk kan uitroeien.  Door in hetzelfde kamp te blijven zou hij enkel de oorlog verlengen.  Dat overlopen beschouwt hij als een daad van pacifisme.  Maar zou die gedachtegang geen mooie verpakking kunnen zijn voor lafheid.  Per slot van rekening laat hij zijn strijdmakkers in de steek.  Kiest hij voor het winnende kamp.  Walter Proska lijkt zeker van zijn stuk.  Hij lijkt niet te twijfelen.  Ik, als lezer, weet het niet zo goed.  Ik maak voorbehoud.
 
De oorlog eindigt.  Stopt.  Er zijn winnaars.  Er zijn verliezers.  Nieuwe tijden breken aan.  Het zwart/grijze van de oorlog gaat liggen.  Verdampt.  De nieuwe tijden lijken zich te hullen in frisse kleuren.  In heldere kleuren.  Althans, dat is wat wordt verwacht.  Toch lijkt dat niet te gebeuren.  Er zijn nog te veel onzekerheden.  Wat is er intact gebleven van de dromen? Dromen, die men in oorlogstijd gekoesterd heeft.  Blijven die dromen overeind? Hoe realistisch blijken diezelfde dromen te zijn? 
 
Boven al die onzekerheden drijft die ene vraag.  De schuldvraag.  Walter Proska heeft een geheim.  Een geheim, dat hij met niemand kan delen.  Hij doodde iemand.  Iemand die hem genegen was.  In tijden van oorlog gebeuren dingen.  Dingen, die op het moment heel misschien te begrijpen zijn.  Te verklaren zijn.  Maar blijft dat begrip ook overeind in vredestijd? Kan die verklaring ook in vredestijd gelden? Walter Proska twijfelt.  Daarom zwijgt hij.  Daarom zal hij nooit een vrij mens zijn.  Te zeer gevangen in die schuldvraag.
 
Beste Siegfried.  Ik wil mij verontschuldigen.  Omdat ik aanvankelijk twijfelde.  Dat bleek niet nodig te zijn.  Daarvoor mijn excuses.  Ik wil u ook danken.  Voor dat prachtige boek.  Voor die wonderlijke taal.  U schreef een meesterwerk.  Dat zijn niet mijn woorden.  Die woorden gebruikte Frankfurter Allgemeine Zeitung.  Ik las uw boek.  Ik durf die woorden nu te herhalen.  Die woorden van FAZ worden ook mijn woorden.  Want u overtuigde mij.  Op meesterlijke wijze.  Op betoverende wijze.
 
Beste Siegfried.  Van harte dank.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 4 juli 2017

Mooie liedjes: Helsinki. Brief aan Thomas Vanelslander (en bij uitbreiding aan Pim De Wolf, Ace Zec en Joos Houwen).

Beste Thomas,
 
Het kan soms raar lopen in een mensenleven.  Een samenloop van omstandigheden kan tot verrassende resultaten leiden.  Zo las ik onlangs Vos van Leon Verdonschot.  Een boek over Luc De Vos.  Hij was de frontman van Gorki.  Die band zal u niet vreemd zijn.  U was gitarist in die Gentse groep.  Het lijkt vreemd dat ik dit allemaal herhaal voor u.  Alsof u hiervan niet op de hoogte zou zijn.  Toch wil ik dit omweggetje maken.  Soms is een kromme lijn te verkiezen boven een rechte lijn.  Die omweg heb ik nodig om aan te tonen dat wij ooit iets hebben gedeeld.  Wij deelden Luc De Vos.  Voor u was hij een vriend.  Voor mij was hij een idool.  Ik moet toegeven, idool is misschien een te groot woord.  Maar ik had het volle respect voor Luc.  De manier waarop hij zich presenteerde naar de buitenwereld toe kon op mijn goedkeuring rekenen.  Grappig.  Steeds met een kwinkslag.  Het jongetje, dat weigerde volwassen te worden.  Jawel, hij had mijn volle sympathie.
 
Over het boek schreef ik een stukje op mijn blog.  In de vorm van een brief gericht aan de auteur.  Omdat wij dat ene gemeenschappelijke hadden, meende ik dat ik die brief ook aan u mocht doorsturen.  Ik dacht dat het u wel zou kunnen interesseren.  Omwille van uw verleden, dat deels in Gorki lag.  Corresponderen met om het even wie is deze dagen geen enkel probleem meer.  Vroeger was het anders.  Toen moesten brieven geschreven worden.  Met pen.  Brieven moesten verstuurd worden per post.  Indien het thuisadres van de bestemmeling niet gekend was, kon de brief niet verstuurd worden.  Zo eenvoudig was het toen.  Nu is het anders.  Nu hebben we Facebook.  Facebook verving de postbode.  Facebook maakt iedereen bereikbaar.  Of toch bijna iedereen.  U was bereikbaar.  Ik zond u de brief.
 
Die brief kreeg een vervolg.  Wij werden vrienden.  Op Facebook.  Dat maakt een verschil.  Tussen een vriend op Facebook en een vriend in de echte wereld gaapt een kloof.  Een kloof, die nooit of toch heel zelden kan overbrugd worden.  Ik ben mij daarvan bewust.  Maar het geeft wel aan dat ik een gezonde interesse betoon in wat u doet.  Beroepsmatig.  Het interesseert mij te weten wat u muzikaalgewijs nog doet.  Ik wilde weten of er nog leven was na Gorki.
 
Dat leven bleek er te zijn.  Dat stelde ik al snel vast.  U zond mij een uitnodiging.  U vroeg mij de FB-pagina van Helsinki leuk te vinden.  Helsinki? Dat bleek uw nieuwe project te zijn.  U had mij nieuwsgierig gemaakt.  Ik ging op onderzoek.  Het eerste, dat ik opmerkte, was dat het begrip nieuw in ‘nieuwe project’ relatief was.  Eind 2015 bracht u een EP uit: The Band Not The City.  U draait dus al een tijdje mee.
 
Helsinki blijkt een groep te zijn met als thuisbasis Gent.  U verzamelde rond u een aantal collega-muzikanten.  Pim De Wolf van Thou.  Van Lords of Acid.  Ace Zec van Nailpins.  Van Customs.  Joos Houwen van DVKES.  Van The Tellers.  Samen vormen jullie Helsinki.  Nu zou u kunnen denken dat ik enkel over uw band gelezen heb.  Dat is niet zo.  Ik deed meer.  Ik ging ook luisteren.  De mogelijkheden om nieuwe muziek te leren kennen, zijn in deze moderne tijden velerlei.  Een tastbaar schijfje is niet echt meer nodig.  Andere oplossingen zijn mogelijk.  Eén van die oplossingen bracht mij naar The Band Not The City, uw debuut EP.
 
Vettig.  Dat is het eerste woord, dat in mij opkomt als mij zou gevraagd worden uw muziek te omschrijven.  In kringen van dieetgoeroes zou dat woord allerlei alarmlichtjes doen knipperen.  Dat is niet zo in de wereld van muziek.  Bij vettige rock gaan muziekliefhebbers op de rand van hun stoel zitten.  Ik luister en denk aan The Black Keys.  Die link moet aantonen dat uw muziek niet kan ingeperkt worden door Belgische grenzen.  U klinkt internationaal.  Om aan te tonen dat u gegroeid bent uit goede, Belgische potgrond kan ik u ook nationaal linken.  Ik zou u dan willen koppelen aan Triggerfinger.  Aan hun debuutwerk.  Die klinkt meer rechttoe rechtaan.  Minder gepolijst dan hun latere werk.  Aan die heerlijke begindagen doet uw muziek denken.
 
Aan het eind van uw EP kwam u met een aangename verrassing.  U kwam met een cover.  Een cover van één van mijn helden.  U bracht Red Right Hand van Nick Cave.  Ik zag het staan.  Ik dacht aan een gewaagde gok.  Aan het werk van Nick Cave raakt men niet ongestraft.  Dat kan enkel uitdraaien in het nadeel van degene, die covert.  Mijn held kan niet geëvenaard worden.  Kan niet overtroffen worden.  Maar dan hoorde ik uw versie.  U overtuigde mij van het tegendeel.  U bracht een eigen versie.  Een versie, die op zichzelf kan staan.  Ik dacht niet langer aan Nick Cave.  Ik dacht aan Helsinki, die lefgozers uit Gent.  Die lefgozers, die het aandurfden te raken aan Nick Cave.  Die lefgozers, die slaagden in hun opzet om een meesterwerk op een waardige wijze eer te betuigen.
 
Nu zou u kunnen denken dat enkel die ene cover mij overtuigde.  Dat enkel de interpretatie van andermans werk mij kan overtuigen van uw vakmanschap.  Zo is het niet.  Uw eigen werk bevestigt en onderstreept datzelfde vakmanschap.  Better way.  Fire, fire, fire.  Restless.  Heerlijk.  Ik luister en denk aan een podium.  Want dat is waar uw muziek om vraagt.  Waar uw muziek om schreeuwt.  Dat is ook waar ik naar uitkijk.  Naar een concert.  Ik wil jullie live aan het werk zien.  Want deze muziek moet gespeeld worden.  Moet luid gespeeld worden.  Als dat gebeurt, zal er gesprongen worden.  Zal er gedanst worden.  Helsinki op een podium.  Dat moet echte rock-’n-roll zijn.  Dat moet een feestje zijn.  Dat kan niet anders.  Daar wil ik bij zijn.  Ook dat kan niet anders.
 
Beste Thomas.  Het heeft lang geduurd.  Heel misschien te lang.  Maar nu heb ik jullie ontdekt.  Nu zal ik jullie volgen.  Nu zal ik uitkijken naar jullie volwaardige debuutalbum.  Want dat komt er aan.  Dat heb ik gelezen.  Helsinki, ik heb de band ontdekt.  Niks zal ooit nog hetzelfde zijn.
 
Ik wens jullie veel succes.
 
Met vriendelijke groeten.