donderdag 30 maart 2017

Warm pleidooi voor het Gentse circulatieplan. Brief aan Filip Watteeuw (en bij uitbreiding aan het Gentse schepencollege).

Beste Filip,
 
Mijn inlevingsvermogen is onbegrensd.  Of toch bijna.  Vanuit dat onbegrensde vermogen lukt het vrij aardig mij in te beelden welke verwensingen u naar het hoofd geslingerd krijgt.  Langs allerhande weg.  Al die bagger maakt u heel misschien wantrouwig.  In die mate zelfs dat u in mijn aanspreking enig cynisme of sarcasme meent te moeten lezen.  Met mijn hand op het hart kan ik zeggen dat dit geenszins mijn bedoeling is.  Mijn aanspreking is oprecht.  In die aanspreking mag u oprechte bewondering lezen.  In deze brief zal ik proberen dit te verduidelijken.
 
Gent is vol.  Dat is een understatement.  U bent een Gentenaar.  Net als ik.  U bent niet blind.  Net als ik dat niet ben.  U bent niet doof.  Net als ik dat niet ben.  Beiden zien en horen wij wat er met Gent gebeurt.  Elke morgen, elke avond en elke minuut daartussen zien wij dicht slibbende wegen.  Wagens bumperen naar hun bestemming.  Stapvoets.  Bijna stilstaand.  Daartussen laveren fietsen.  Daartussen komen trams vast te zitten.  Beiden zien wij dat bijna dagelijks gebeuren.  
 
Ondanks onze gelijklopende vaststellingen is er toch dat ene verschil.  U bent een man van het beleid.  Vanuit die functie hebt u de mogelijkheid een oplossing na te streven voor het gestelde probleem.  U zou kunnen verzaken aan die mogelijkheid.  Dat zou een optie zijn.  Die optie is evenwel niet de uwe.  U ging aan de slag.  U deed wat een politicus behoort te doen.  Samen met uw administratie ging u op zoek naar een oplossing.
 
U stelde vast dat vier op de tien wagens dwars door de binnenstad rijden terwijl dat eigenlijk niet hoeft.  De binnenstad ontlasten van doorgaand verkeer wordt één van de uitgangspunten van het Circulatieplan (dat samen met het Parkeerplan het grotere Mobiliteitsplan vormt).  Het uiteindelijke doel van dat Circulatieplan is een verbetering van de leefbaarheid voor de bewoners en bezoekers van de stad.  Het garanderen van de bereikbaarheid voor fietsers, bussen, trams en auto’s met een bestemming in de binnenstad is een ander doel van dat Circulatieplan.
 
Uit bovenstaande moet meteen duidelijk blijken dat het plan niet geschreven werd met enkel de fietser in het achterhoofd.  Dat wordt al te vaak en al te luid geopperd.  Nochtans is het niet zo.  Het werd geschreven voor iedereen die het plan opvat naar de binnenstad van Gent te komen op om het even welke manier.  Een vlotte doorstroming, dat is uw uiteindelijke betrachting.  Een vlotte doorstroming voor iedereen.
 
Onlangs hoorde ik minister Ben Weyts in een interview zeggen dat de binnenstad ontlasten van doorgaand verkeer één van de redenen is voor de gemaakte plannen en afspraken in het Oosterweeldossier.  Voor hem leek dat de evidentie zelve.  Antwerpen en Gent lijken tot eenzelfde vaststelling te komen.  Het kan.  Wonderen zijn de wereld niet uit.
 
Bij de uitwerking van het Mobiliteitsplan bleef u niet in die spreekwoordelijke ivoren toren.  U kwam naar buiten.  Jawel, bij voorbaat had u een aantal uitgangspunten uitgewerkt.  Daarover viel niet of nauwelijks te discussiëren.  Wel stond u open voor voorstellen om die uitgangspunten op het terrein te realiseren.  U stond open voor kritiek en stond niet weigerachtig tegenover mogelijke bijsturingen.  Om uw Plan te voeden met ideeën organiseerde u verschillende infomomenten.  Een openbaar onderzoek.  Informatievergaderingen.  Gespreksavonden.  Op elk van die momenten kon de Gentenaar zijn ei kwijt.  Op elk van die momenten kon diezelfde Gentenaar een nuttige bijdrage leveren in het uitwerken van een zo goed mogelijk plan.
 
Uit bovenstaande wordt duidelijk dat het plan niet van bovenaf werd opgelegd.  Jawel, aan de door u uitgewerkte uitgangspunten wordt niet getornd.  Daar heb ik alle begrip voor.  In het uitwerken van de maatregelen, die de uitgangspunten moeten mogelijk maken, stond u evenwel open voor discussie.  Voor woord en wederwoord.  U liet toe dat het Circulatieplan ook van onderuit gevoed werd.  Die burgerparticipatie lijkt al te gemakkelijk vergeten te worden.  De vraag om een volksraadpleging doet bijna vergeten dat hetzelfde volk wel reeds de mogelijkheid kreeg haar stem te laten horen.
 
Het Mobiliteitsplan is klaar.  Volgende week gaat het van start.  U zou achterover kunnen leunen.  Dat doet u niet.  Omdat u beseft dat bijsturingen misschien wel noodzakelijk zullen zijn.  U beseft dat u niet onfeilbaar bent.  Met het oog op mogelijke bijsturingen hebt u een Burgerkabinet ingesteld.  Burgers kunnen eventuele problemen melden en oplossingen voorstellen.  In de komende drie jaar hebt u zelf jaarlijks een evaluatiemoment ingepland.  Die momenten staan nu al ingeschreven in uw agenda.  In de agenda van uw administratie.  Die mogelijke bijsturingen weerhouden u er van nieuw gecreëerde pleinen (zoals aan het Koophandelsplein en de Verloren Kost) definitief in te richten.  Pas na tien jaar zal voor deze pleinen een definitieve herinrichting overwogen worden.
 
U bent realistisch.  Niet naïef.  U bent hoopvol.  U gelooft in het project.  Net als ik.  Net als ik kijkt u met de ogen van morgen naar het nieuwe project.  U bent ervan overtuigd dat de dingen, die vandaag in het verkeer verkeerd lopen, in het nieuwe plan vlot zullen lopen.  Omdat u in die overwegingen rekening houdt met de genomen randmaatregelen.  Met de gedane infrastructuurwerken.  Omdat u gelooft dat mensen heel misschien en eindelijk een andere keuze zullen maken.  Omdat dit plan iedereen zal dwingen naar zichzelf te kijken.  Omdat dit plan aan iedereen de vraag zal stellen welk transportmiddel het meest ideale is voor elke gemaakte verplaatsing.  Elke persoon zal eindelijk naar zichzelf moeten kijken.  Elke persoon zal niet langer meer naar de andere kunnen wijzen.  Hij zal zelf de juiste keuze moeten maken.
 
Is Gent vernieuwend? Ik denk het niet.  Gent volgt een beweging, die vele steden reeds gemaakt hebben.  En toch.  Heel misschien is Gent uniek in dat ene project.  Het stadsdistributieplatform.  Goederen voor de binnenstad worden verzameld in depots aan de rand van de stad. Daar worden ze verdeeld over kleine vrachtwagens en tot de winkels in de binnenstad gebracht.  Sinds de jaren negentig wordt hierover gesproken.  Wordt hierover gebrainstormd.  Vandaag is het een realiteit.  Ook daarom wil ik juichen.  Het project kan te grote vrachtwagens uit de stad houden.  Het project kan een boost betekenen voor de sociale economie.
 
Beste Filip, ik wil u danken.  Danken dat u het aandurfde te springen.  U lijkt niet te twijfelen.  Zoals anderen wel doen.  Dat is goed.  Dat is geen hoogmoed.  Dat is lef.  En net lef hebben we nodig om vooruit te gaan.  Zonder de nodige portie lef blijven wij ter plaatse trappelen.  Blijven wij stilstaan.  Dat doen wij helaas in te vele dossiers.  In dit mobiliteitsdossier doen wij het niet.  Daarover kan ik enkel gelukkig zijn.
 
Samen met u kijk ik uit naar volgende week.  Naar de start.  Naar de start van een nieuwe circulatie.  Naar de start van een nieuw Gent.  Ik besef dat er die eerste dagen veel gevloekt zal worden.  Omdat er moet gezocht worden.  Omdat er moet gedraaid en omgereden worden.  Maar dat zal zachtjes wegebben.  Na enkele weken.  Misschien na enkele maanden.  Daarvan ben ik overtuigd.  Omdat ik besef dat u de juiste keuzes gemaakt hebt.
 
Hopelijk heb ik niet te veel van uw tijd in beslag genomen.  Want ik besef dat het verhaal niet af is met dit plan.  Er moet verder gekeken worden.  Elk van de randgemeenten moet een hoofdstuk krijgen in dit nieuwe verhaal.  Ook het verhaal van het openbaar vervoer moet aangevuld worden.  Want dat verhaal is nog niet volledig en optimaal uitgewerkt.  Dat moet in de heel nabije toekomst nog gebeuren.  Om aan het eind al die hoofdstukken samen te binden tot één groot werkend en wervend verhaal.  
 
Ik wens u het allerbeste.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 28 maart 2017

Uitgelezen: Salam Europa! Brief aan Kader Abdolah.

Beste Kader,
 
Ik heb uw boek gelezen.  U schreef een koningsverhaal.  Aan het eind van uw boek schrijft u wat een dergelijk verhaal is.  Definieert u precies wat een dergelijk verhaal inhoudt.  Een koningsverhaal is nooit helemaal afgerond omdat de verteller altijd iets moet bewaren voor de volgende keer.  Dat hebt u gedaan.  U hebt iets bewaard.  Voor een volgende keer.  Na het lezen van uw boek blijf ik nieuwsgierig.  Naar de verdere lotgevallen van de sjah van Perzië.  Naar wat er met Banoe zal gebeuren.  U moet het mij vergeven.  Ik begin met het einde van het boek.  Met wat het boek met mij gedaan heeft.  Zonder het over het boek zelf te hebben.  Dat betaamt niet.  Dat mag niet.  Daarom keer ik terug naar uw boek.  Naar uw verhaal.
 
Samen met u volg ik de sjah op zijn reis door Europa.  Die reis maakt hij aan het einde van de negentiende eeuw.  Hij reist doorheen Rusland, Litouwen, Polen.  Hij reist doorheen Duitsland, België, Nederland, Engeland en Frankrijk.  Hij ontmoet tsaren en tsarina’s.  Koningen en koninginnen.  Keizers en rijkskanseliers.  Presidenten en premiers.  In die ontmoetingen ziet de sjah zijn angsten weerspiegeld.  Het koningschap wordt gedegradeerd.  Lijkt een relikwie uit de Middeleeuwen.  De koningen lijken dinosaurussen.  Zo zegt u het.  Zij lijken hun macht te verliezen.  Net daardoor klampen zij zich nog steviger vast aan het ambt.  Net zoals de sjah doet.  Hij vertrouwt niemand.  Kan enkel wantrouwen.
 
Toch verblindt dat wantrouwen de sjah niet.  Hij sluit zich niet af.  Hij ontmoet mensen.  Hij stelt zich open.  Geleidelijk aan leert hij Europa kennen.  In al zijn facetten.  Bij het begin van zijn reis betrad hij een andere wereld.  Een nieuwe wereld.  Een wereld, die in alles verschilt met de zijne.  Toch blijft hij niet hangen in zijn wereld.  Hij wil ontdekken.  Hij wil leren.  Hij snuffelt en proeft van die andere wereld.  De sjah smeet vriendschapsbanden.  Hij overstijgt de verschillen.  Vanuit zijn wereld reikt hij de hand van deze andere, nieuwe wereld.  De sjah verruimt zijn blik.  Laat nieuwigheden tot hem doordringen.  Omarmt die nieuwigheden.
 
U vertelt niet enkel over die ontdekkingsreis.  U vertelt ook het verhaal van de landen, waar de sjah doorheen reist.  U vertelt het verhaal van Europa.  In die dagen speelt Europa politiek, economisch en cultureel in de eredivisie.  Het continent is een voorloper.  Een trendsetter.  De sjah is getuige van een Europa in wording.  Maar die hoogdagen plaatst u tegenover de huidige tijden.  U laat de realiteit in uw verhaal binnensluipen.  U vertelt over de Brexit.  Over populisten, die het Europese project aanvallen en afvallen.  Zekerheid wordt geplaatst tegenover twijfel.  Tegenover angst.  Terwijl innovaties en uitvindingen werden omarmd in die vroegere dagen, staat men nu huiverachtig tegenover te snelle veranderingen.  Het lijkt alsof wij vandaag het tempo van een veranderende wereld niet kunnen bijhouden.  Sommigen blijven niet bij.  Haken af.  Vinden troost in warrige discours.  Het Europa van vandaag lijkt de weg kwijt.  Terecht vraagt u waar de grote ideeën zijn.  De grote namen.  De grote politici.
 
Andere thema’s dringen uw verhaal binnen.  Zij lijken zich op te dringen.  Bijna voelt het alsof u er niet aan voorbij kan.  Dat die thema’s moeten verteld worden.  Moeten aangehaald worden.  U vertelt over de vluchtelingencrisis.  Over Geldermalsen en het verzet tegen een asielzoekerscentrum.  U vertelt over Geert Wilders.  Over Salah Abdeslam.  Over terreuraanslagen.  Over vlucht 17 van Malaysia Airlines.  Over Charlie Hebdo.  Over de Krim en Oekraïne.
 
Die verweving van fictie en realiteit doet mij continu twijfelen.  Ik weet niet meer wat fictie is.  Wat werkelijkheid is.  Dat gevoel versterkt de onzekerheid, die door het boek weergalmt.  De sjah twijfelt.  Koningen twijfelen.  Net zozeer twijfelt de lezer.  Die twijfel is een constante in de fantasierijke wereld, die u schept.
 
Nog andere dingen voeden die fantasie.  Nog andere dingen doen de lezer naar andere tijden reizen.  Naar andere, verre landen.  Uw boek wordt niet opgedeeld in hoofdstukken.  Dat doet u niet.  U vertelt het verhaal in vele, korte hekajats.  Dat is een oude oosterse vertelvorm.  Het kan omschreven worden als een mondeling overgedragen leerzaam verhaal.  Die beknoptheid van de aparte stukjes maakt dat de lezer het boek om het even wanneer ter hand kan nemen.  Om het even wanneer kan dichtklappen.  Het bevordert de vlotheid van het lezen.  Het dwingt de lezer tot een aangenaam leesritme.  Ik zou uw boek kunnen vergelijken met mijn favoriete dessert.  Tiramisu.  U moet mij die vergelijking vergeven.  U hoeft zich niet beledigd te voelen.  Ik zal mij verduidelijken.  Van tiramisu neem ik telkens één lepeltje.  Lepeltje na lepeltje maak ik mijn bordje leeg.  Als er niemand in de buurt is, durf ik het zelfs aan mijn bord leeg te likken.  Omdat ik zo optimaal kan genieten van dat nagerecht.  Welnu, hetzelfde gevoel heb ik mogen ervaren bij het lezen van uw boek.  Elke hekajat was puur genot.  Elke hekajat heb ik bij wijze van spreken leeg gelepeld.  Ik heb de letters niet opgelikt.  Zo ver ben ik niet gegaan.  Eerbied voor uw meesterwerk weerhield mij hiervan.
 
Beste Kader, ik wil u danken voor de wondermooie reis, die ik samen met u mocht maken.  Ik reisde doorheen landen.  Doorheen steden.  Doorheen tijden.  Doorheen een verleden.  Die reis mocht eeuwig duren.  Maar zoals altijd komt er een varkentje met een lange snuit en is het verhaal uit.  Zo was het ook nu.  Jammer.  Maar ik heb genoten.  Meer dan genoten.  Voor dat leesplezier wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.
 

donderdag 9 maart 2017

Mijn link met Hollywood. Brief aan Martin Scorsese.

Beste Martin,
 
Nog nooit heb ik u een brief geschreven.  Nochtans had ik gekunnen.  Vele films heb ik gezien.  Films, die u regisseerde.  Ik zag The Colour of Money.  Goodfellas.  Cape Fear.  Ik zag Gangs of New York.  The Aviator.  The Departed.  Ik zag Shutter Island.  Ik zag The Wolf of Wall Street.  Ik zag en hoorde Shine a Light.  Ik weet en besef het.  In mijn lijstje ontbreekt Taxi Driver.  Ontbreekt Raging Bull.  Dat kan u mij ten kwade duiden.  Het zou kunnen volstaan mij niet ernstig te nemen.  Ter verschoning kan ik slechts één ding aanhalen.  Ik ben niet volmaakt.  Volmaaktheid schrikt mij af.  Graag draag ik enkele constructiefoutjes met mij mee.  Schoonheidsfoutjes.  Het maakt mij als mens vollediger.  Voller.  Hoe vreemd die gedachtegang u ook mag lijken.  Zo voel ik het.  Zo ervaar ik het.
 
U ziet, vele redenen had ik u een brief te schrijven.  Nooit heb ik het gedaan.  Tot nu.  Tot vandaag.  Vandaag schrijf ik u een brief.  Deze brief.  Ik schrijf u deze brief naar aanleiding van uw nieuwste film, Silence.  Ik doe het niet uit vrije wil.  Of neen, ik formuleer het te hard.  Laat het mij daarom anders zeggen.  Ik schrijf in opdracht.  Ik schrijf omdat mijn moeder het vroeg.  Mijn moeder kan ik niks weigeren.  Een moederskindje? Zo beschouw ik het niet.  Dat zou ik niet denken.  Ik ging op haar vraag in omdat haar vraag terecht was.  Omdat haar vraag oprecht was.  Omdat ik in die vraag emotie voelde.  Daarom doe ik het.
 
Nu verwacht u heel waarschijnlijk een recensie.  U verwacht nu te lezen wat ik van uw film denk.  Wat mijn moeder van uw film denkt.  Dat is het niet.  Andere redenen brengen mij tot deze brief.  Wij hebben een link.  Deze bekentenis had u helemaal niet verwacht.  U had niet verwacht dat iemand uit Gent een link kan hebben met iemand uit Hollywood.  Ik ben gek van mijn stad.  Fier op mijn stad.  Eerlijkheid gebiedt mij evenwel te zeggen dat Gent slechts een boerengat is in vergelijking met het mondaine Hollywood.  Toch richt ik mij als Gents boertje tot u, wereldburger.  Omdat wij, zoals ik reeds zei, die ene link hebben.  Dat ene, dat ons verbindt.
 
U baseerde uw nieuwste film op een boek van de Japanse auteur Shusaku Endo.  In dat boek schuilt het gemeenschappelijke.  Om dat duidelijk te maken, moet ik misschien vooraf een omweg maken.  Om duidelijk te maken dat het niet zomaar een toevalstreffer is.  In mijn familie wordt geschreven.  Of eerlijker nog, in mijn familie werd geschreven.  Niet zoals ik doe.  Ik stuntel maar wat.  Mijn nonkels deden het anders.  Grootser en beter.  Zij publiceerden.  Zij schreven boeken.  Boeken, die uitgegeven werden.  Boeken, die gelezen werden.
 
Nu ga ik nog een stapje verder.  Alles wordt wat gecompliceerder.  Eén van die nonkels was een speciaal geval.  In deze dagen zal hij toch aanzien worden als een speciaal geval.  In vroegere dagen was het anders.  In vroegere dagen was het heel gewoon.  Eén van mijn nonkels was missionaris.  In Japan.  Nog nooit heb ik het tegen iemand durven zeggen maar voor die nonkel had ik een heimelijke bewondering.  Als kleine jongen was hij mijn held.  Hij was lid van de elitetroepen van de katholieke kerk.  Hij was een stormtrooper.  Dat dacht ik toen.  Zo zag ik het toen.  Kleine jongens kunnen soms vreemde dingen denken.
 
Nu zal u best begrijpen dat mijn nonkel in die hoedanigheid bijzonder gefascineerd was door dat ene land.  Door Japan.  Die fascinatie stak hij niet onder stoelen of banken.  Die uitte hij.  Luidop en veelvuldig.  Die fascinatie ging hij combineren met het schrijverschap.  Diezelfde fascinatie bracht hem ertoe Japanse, literaire meesterwerken te vertalen naar het Nederlands.  Om die meesterwerken ook in het Nederlandse taalgebied onder de aandacht te brengen.
 
Nu kom ik tot dat ene gemeenschappelijke.  Tot datgene waarom ik u deze brief schrijf.  Eindelijk, hoor ik u denken.  Ik weet het, bondigheid is niet mijn sterkste punt.  Maar heel soms is het noodzakelijk uit te weiden.  Is het nodig die bondigheid te omzeilen.  Om het grotere geheel te schetsen.  Want enkel dat grotere geheel kan tot begrip leiden.
 
 
Mijn nonkel koos voor dat ene boek van Shusaku Endo.  Hij vertaalde dat ene meesterwerk.  Hij vertaalde Chimmoku naar Stilte.  In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd het boek uitgegeven bij uitgeverij Emmaüs.  In die jaren lag het boek in de winkel.  Ik moet bekennen, het boek is nauwelijks nog te vinden.  Het is een rariteit geworden.  Bedolven onder nieuwere uitgaven.  Onder recentere uitgaven.  Maar ik heb het boek.
 
 
Nooit had ik gedacht ooit een link te hebben met Hollywood.  U gaf mij die link.  Dat boek van mijn nonkel-pater-missionaris geeft mij die link.  Geeft mij die sleutel tot Hollywood.  Nu moet ik nog dat ene ding doen.  Dat ene ding om die link te vervolledigen.  Ik moet het boek lezen.  Want dat heb ik nog niet gedaan.  U hebt mij gewezen op mijn familiale plicht.  U hebt mij gewezen op die ene fout.  Die fout ga ik nu rechtzetten.
 
Beste Martin, ik ga het boek lezen.  Met grote zekerheid zal ik tot die ene vaststelling komen.  Dat het boek beter is dan de film.  Zo is het altijd geweest.  Zo zal het altijd zijn.  Zeker nu.  Jawel, u mag mij beschuldigen van enige vooringenomenheid.  Ik pleit schuldig.  Maar ik meen te mogen denken dat u mij dat zal vergeven.  Voor die ene keer.
 
Met vriendelijke groeten.

Wim Backx - Uyttendaele
 

dinsdag 7 maart 2017

Uitgelezen: De kracht van geld. Brief aan Claudia Hammond.

Beste Claudia,
 
Money on my mind van Sam Smith.  Money van Pink Floyd.  Money, money, money van Abba.  Money’s too tight van Simply Red.  Geld, het houdt muzikanten bezig.  Geld inspireert hen.  Geld zet hen aan tot schrijven.  Geld brengt muzikanten tot hits.  Toch zijn het niet enkel muzikanten, die in geld hun inspiratie vinden.  U zelf vindt ook dat er wat kan geschreven worden over geld.  In die mate zelfs dat u een volledig boek wijdt aan het onderwerp.  De kracht van geld, dat is de titel van uw nieuwste boek.  Een psychologische verkenning, dat is de ondertitel van datzelfde boek.
 
Geld moet rollen, dat zeg ik wel eens.  Ik zeg het niet alleen.  Heel soms doe ik het ook.  Elke keer dat ik het doe, meen ik de controle te hebben.  Elke keer weer meen ik aan het stuur te zitten van mijn financiële beslissingen.  Ik bepaal.  Ik beslis.  Ik heb volledige controle over mijn geld.  Dat denk ik.  Meer zelfs, ik weet zeker dat ik meester ben over mijn geld.  Ik las uw boek.  Ik kwam tot andere inzichten.  Ik weet het niet meer zeker.  Op allerlei manieren worden wij beïnvloed bij het maken van geldelijke overwegingen.  Duidelijk wordt dat wij niet altijd de controle hebben.  Alhoewel wij dat wel steeds denken.  Onze hersenen doen rare dingen als het om geld gaat.  Dat toont u aan.  Uitgebreid.
 
Ik had mij kunnen beperken tot de tweeëndertig geldtips.  Achteraan in uw boek bundelt u alles samen in enkele korte, krachtige tips.  Dat heb ik niet gedaan.  Want dan had ik de 263 experimenten gemist, die u in uw boek beschrijft.  Experimenten rondom geld.  Rondom onze manier waarop wij met geld omgaan.  Met die experimenten heb ik mij goed geamuseerd.  Telkens ging ik bij mijzelf na hoe ik zou reageren.  Soms reageerde ik op dezelfde manier als het testpubliek.  Soms reageerde ik heel anders.  Doorheen uw boek stelde ik continu mijn houding tegenover geld bij.  Telkens kwam ik tot de vaststelling dat ik slechts een volger ben.  Dat geld macht heeft over mij.  Dat het niet andersom is.  Ik heb totaal geen macht over mijn geld.  In mijn kopje gebeuren vreemde dingen.  Vreemde dingen, die mij in mijn beslissingen leiden.
 
Ik las over armoede.  Over sparen.  Over gokken.  Ik las over doneren.  Over belastingen.  Over egoïsme.  Over altruïsme.  Ik las over goed geld.  Over slecht geld.  Over dat alles en veel meer liet u uw licht schijnen.  Telkens verwees u naar gedane experimenten.  Die toonden telkens weer helder en duidelijk hoe wij dachten.  Hoe wij handelden.  Maar telkens maakte u die ene bemerking.  Telkens zei u dat uit die experimenten geen absolute conclusies mogen getrokken worden.  Alles is relatief, dat zei u elke keer.  Altijd zijn er wel uitzonderingen op die ene regel.  Zo kwam u tot het besluit dat belastingen betalen fijn is.  Of fijn kan zijn.  Als we weten waarvoor de opbrengst bestemd is.  Zoals ik al zei, alles is relatief.
 
Ik las over psychologische geldbuidels.  Over verliesaversie.  Over bezitseffect.  Ik las over confirmation bias.  Over het compromiseffect.  Over referentiedenken.  Ik las over ankergetallen.  Ik las over contingency management.  Over gelukverzadigingsniveau.  Over bandbreedte.  Ik las over stereotype content model.  Over retrieval inhibition.  Over tunneling en priming.  Al die processen komen op de één of andere manier om de hoek kijken als wij beslissen iets aan te kopen.  Als wij iets wensen aan te kopen, gaan alle radertjes in onze hersenen draaien en worden sommige van die processen ingeschakeld.  Alweer toont u aan hoe het werkt.  Helder en klaar.  U verklaart die processen.  Versterkt uw betoog met vele voorbeelden.
 
Ondanks al die moeilijke woorden, is uw boek vooral praktisch.  Uw boek kan gebruikt worden in de werkelijkheid.  Door het lezen van uw boek zullen alarmlichten knipperen als ik geld dien uit te geven.  Want ik weet nu hoe het werkt.  Ik weet nu waarop ik moet letten.  Zo weet ik dat ik moet uitkijken als ik op restaurant ben en beslis een fooi te geven.  Ik moet uitkijken als de dienster een rood truitje draagt.  Als zij de rekening presenteert op een schoteltje in de vorm van een hart.  Als zij heel even over mijn bovenarm streelt.  Als zij bij het geven van de rekening een kort grapje vertelt.  Dan moet ik uitkijken als ik een fooi betaal.  Want ongewild zal ik vlotjes een hogere fooi geven.  Dat weet ik nu.  Ik hou het in gedachten bij een volgend restaurantbezoek.
 
Ik weet nu dat geld niet alle problemen oplost.  Dat geld ons enkel kan helpen meer vervulling in ons leven te ervaren als wij weten wat wij ermee moeten doen.  Ik weet nu dat wij macht over het geld moeten uitoefenen.  Dat het niet andersom mag.  Dat alles weet ik nu.  Dankzij uw boek.  Ik ben nu een ander mens.  Meer bewust van geld.  Meer bewust van de manieren waarop het werkt.
 
Beste Claudia, u schreef een verhelderend boek.  Ik heb graag in uw boek vertoefd.  Omdat het zo herkenbaar was.  Omdat het grappig was.  Omdat het soms confronterend was.  Omdat het mij dwong mijn eigen omgang met geld in vraag te stellen en, als het nodig was, bij te sturen.  Om al die redenen las ik graag uw boek.
 
Met vriendelijke groeten.


donderdag 2 maart 2017

Uitgelezen: Thomas More, biografie. Brief aan Peter Ackroyd.

Beste Peter,
 
Ik meen van mijzelf dat ik voldoende geïnformeerd ben.  Ik lees bijna dagelijks de krant.  Ik lees wel eens een boek.  Ik durf al eens een documentaire te zien op televisie.  U ziet, ik benut de kanalen, die mij worden aangereikt.  Maar heel soms gebeurt het dat ik mij dom voel.  Zoals onlangs.  Ik was op een boekvoorstelling.  Marc Cosyns stelde zijn nieuwste boek voor.  More, eutopia later.  Ik zat te luisteren naar het gesprek met de genodigden.  Met stijgende verbazing en bijhorende bewondering zat ik te luisteren.  Naar de eruditie, die rijkelijk werd tentoongespreid.  Ondanks die verbazing en bewondering nam ook mijn ergernis toe.  Omdat ik bij mijzelf tot de vaststelling kwam dat ik over Thomas More en zijn tijd weinig of niks wist.  Die vaststelling ergerde mij.  Indien ik zou deelnemen aan De Slimste Mens ter Wereld, een quizprogramma op één van onze nationale zenders, zou ik nauwelijks of geen topantwoord vinden bij Thomas More.  Utopia, jawel, dat zou ik onmiddellijk noemen.  Maar dan zou het stokken.  De tijd zou wegtikken en ik zou stamelen en stotteren.  Staatsman-filosoof, dat topantwoord zou ik nog weten bijeen te stotteren.  Maar dan zou het stil worden.  Oorverdovend stil.
 
Terwijl ik nog op die boekvoorstelling zat, realiseerde ik mij dat ik aan de slag moest.  Ik moest dat gat in mijn kennis dichten.  Onverwijld.  Zonder enig uitstel.  Op zoek naar informatie kwam ik uit bij uw boek.  U schreef een biografie over de man.  Ik besliste dat u mijn gids zou worden.  Mijn gids door More-land.  Ik begon te lezen.  In uw boek.  Want ik was gebeten om te weten.
 
Slow food, het bestaat.  Maar ook slow reading bestaat.  Dat is wat ik met uw boek doe.  Heel zachtjes lezen.  Omdat het moet.  Omdat het boek dat tempo vraagt.  Uw boek bepaalt het ritme.  Ik ben volgzaam.  Ik luister naar uw boek.  Doorheen uw boek razen zou onverantwoord zijn.  Zou dom zijn.  Omdat ik voorbij zou gaan aan al te veel details.  Net die details wil ik in mij opnemen.  Net die details moeten de bouwstenen zijn om dat vastgestelde gat te dichten.
 
Sommigen zouden zich kunnen storen aan die vele details.  Ik doe het niet.  Omdat ik besef dat u met die details het Londen uit die tijd heropbouwt.  U tovert verloren straten uit die tijd opnieuw tevoorschijn.  U bouwt huizen en kerken opnieuw op.  Samen met u wandel ik doorheen het Londen van de vijftiende en zestiende eeuw.  Ik kijk om mij heen.  Ik zie, voel, ruik, … Een tijd wordt tastbaar.  Een stad wordt voelbaar.
 
Maar niet enkel zie ik een stad uit een voorbije tijd groeien.  Ik zie evenzo het onderwerp van uw biografie groeien.  Opgroeien.  Ik zie zijn steile klim op de sociale ladder.  Parlementslid.  Lid van het hooggerechtshof.  Lid van de kroonraad.  Hoveling.  Privésecretaris van koning Hendrik VIII.  Lord Chancellor.  Dat premierschap was zijn eindstation.  De weg lijkt evident.  Lijkt natuurlijk.  Dat is het niet.  Thomas More moet zich bewegen doorheen vetes en intriges.  Hij moet manoeuvreren.  Hij moet rekening houden met hiërarchische en sociale geplogenheden.  In dat moeras moet More zich overeind weten te houden.  Dat doet hij.  Hij doet dat goed.  Uitstekend zelfs.  Tot op dat ene moment.  Dat ene moment waarop hij moet kiezen.  Kiezen tussen de koning en de paus.  Een keuze, die hem uiteindelijk op het schavot bracht.
 
Thomas More zal ik automatisch verbinden met zijn voor mij bekendste werk, Utopia.  Maar u toont ook die andere kant van onze staatsman-filosoof.  Thomas More is niet vies van vuilbekkerij.  More heeft een vuil en vies mondje.  Pis- en kaktaal is hem niet vreemd.  Onderbroekenlol kan hij best smaken.  Scheldwoorden en schuttingstaal weet hij vlotjes uit zijn mouw te schudden.  Het lijkt verbazend.  Toch is het dat niet.  Thomas More is niet rustig.  Niet bedaard.  Toch niet altijd.  Hij kan behoorlijk uit zijn sloffen schieten.  U praat over vervolgingen.  Over martelingen.  Over dood op de brandstapel.  Dat alles in opdracht van Thomas More.  U brengt de gespletenheid van More aan de oppervlakte.  U toont zijn dubbele gezicht.
 
Beste Peter, ik las uw boek.  Een deelname aan De Slimste Mens ter Wereld zou mij nu niet meer afschrikken.  Vlotjes zou ik alle topantwoorden bij Thomas More kunnen bijeensprokkelen.  De quizmaster zou mij moeten intomen.  Want ik zou blijven doorgaan.  Ik zou blijven vertellen.  Dolenthousiast.  Mijn reeks aan topantwoorden zou ik besluiten met uw naam.  Peter Ackroyd zou hét topantwoord zijn.  Het laatste antwoord.  Het ultieme antwoord.  Dat mag u niet verbazen.  Want u schreef over de man een meer dan boeiende biografie.  U schreef een rijke biografie.  U schreef een biografie, die ik aan iedereen zou durven aanbevelen.
 
Met plezier heb ik uw boek gelezen.  In kleine beetjes.  In kleine stukjes.  Ik heb mij niet laten opjagen.  Heel regelmatig heb ik mij afgezonderd.  Alleen.  In mijn bureautje.  Telkens kwam ik graag bij u langs.  U was een perfecte gids.  Een perfecte leermeester.  Uw boek was voor mij als een teletijdmachine.  Een machine, uitgedacht door professor Barabas.  Vanuit mijn bureau vertrok ik vele malen op reis.  Naar een ver verleden.  Ik heb meer dan genoten van die vele uitstapjes.  Daarvoor wil ik u danken.  Wil ik u meer dan uitgebreid danken.
 
Met vriendelijke groeten.