dinsdag 31 januari 2017

Mijn reisverhaal Japan. Dag 11: Kyoto.

We worden wakker.  Met die ene vraag.  Wat zullen we vandaag doen? We kunnen naar Osaka met de trein.  Om toch al even te proeven van Tokyo.  Om ons toch al even een beeld te kunnen vormen van wat Tokyo zou kunnen zijn.  We kunnen naar Nara.  Eveneens met de trein.  Om nog andere tempels te spotten.  Om het tempelcomplex Todai-ji te zien, het grootste houten bouwwerk ter wereld.  Lange tijd hebben we getwijfeld.  De ene keer zouden we naar Osaka gaan.  De andere keer zouden we dan toch naar Nara trekken.  Deze morgen hakken we de knoop door.  We blijven in Kyoto.  Zelfs in Japan loopt de derde hond met het been weg.  Toch als twee andere om datzelfde been vechten.  Kyoto heeft te veel in de aanbieding.  Zelfs aan het eind van de dag zullen wij moeten vaststellen dat we nog niet alles gezien hebben in de stad.  
 
We beginnen met de filosofenwandeling.  Een taxi brengt ons naar Ginkaku-ji, het Zilveren Paviljoen.  Dat is het vertrekpunt van de wandeling.  Terwijl het Gouden Paviljoen zijn naam alle eer aandoet en zijn goud laat schitteren in het omliggende water, doen wij bij het Zilveren Paviljoen die ene vreemde vaststelling.  Nergens bespeuren we ook maar iets van zilver.  Nochtans was het de bedoeling.  De tempel zou bedekt worden met zilver.  Maar de Orinoorlog stak daar een stokje voor.  Geen zilver dus.  De tempel staat te schitteren in zijn naaktheid.
 
 
Niet enkel in de aanbekleding is er een verschil tussen beide tempels.  Ook in volkstoeloop merken we een verschil.  Aan en rond deze tempel is het rustiger.  Goud gaat boven zilver.  Voor een atleet/sportman is de zilveren medaille slechts een troostprijs.  Voor de sportman geld enkel het goud.  Dat is het doel.  Al wat minder is, voldoet niet.  Dat lijkt niet enkel te gelden voor atleten.  Ook toeristen laten zich door deze gedachtegang leiden.  Ook voor de toerist(e) geldt enkel het goud.  Enkel als er nog tijd resteert, zal hij of zij oog hebben voor het zilver.  Voor de tweede plaats.  Enkel dan kan het zilver hem of haar bekoren.  Veel volk, weinig volk, ons maakt het niks uit.  Wij lopen rond.  Laten ons verbazen door de sobere schoonheid.
 
 
De filosofenwandeling dankt zijn naam aan Nishida Kitaro, een professor in de filosofie.  Dagelijks deed hij deze wandeling.  Om zijn gezondheid op peil te houden.  Het moet goed gesteld zijn met de gezondheid van Japanners en toeristen.  Op onze tocht ontmoeten we weinig of geen volk.  Bijna zijn wij alleen op de wereld.  Wij treuren niet om deze eenzaamheid.  Integendeel, we omarmen de ons geboden rust.  In die aangename rust slenteren wij doorheen tempels, langs onze wandelroute.  Veel van die tempeltjes staan niet vermeld in de reisgids.  Toch springen we telkens even binnen.  We kunnen het niet laten.  Het is alsof die tempeltjes ons roepen.  Ons verleiden tot een kort bezoekje.  We kunnen niet weerstaan aan hun lokroep.  Welopgevoed als we zijn, aanvaarden we telkens die stille uitnodiging. 
 

 
Aan het eind van de filosofenwandeling worden we geconfronteerd met die typische moeheid.  Een tempelmoeheid overvalt ons.  Dat merken we aan de Nanzen-ji tempel.  Aan die tempel merken we dat onze aandacht verslapt.  Deze tempel wordt ons aanbevolen in de reisgids.  We willen dus nog heel even binnen.  Als laatste.  Als allerlaatste.  Maar we maken dat ene foutje.  We betalen voor een toegangsticketje aan de Nanzen-in.  De tuinen.  Niet aan de Nanzen-ji.  De tempel.  In en ji, telkens slechts twee letters.  Toch schuilt daarin een wereld van verschil.  We wandelen doorheen de tuinen.  We missen de tempel.  Maar we treuren niet om dat foutje.  Daarvoor hebben we geen tijd.  We moeten verder.  We moeten voort.  Het volgende staat al op ons te wachten.
 

 
Net voor we willen vertrekken aan de tuinen, worden wij even aangeklampt door twee meisjes.  Zij vragen of zij een interview mogen doen met ons.  Het is een schoolopdracht.  Een manier om het Engels te oefenen.  Daartoe moeten zij op toeristen afstappen.  Een klein vraaggesprekje met hen beginnen.  Wij nemen de uitnodiging aan.  Alles voor de schoolgaande jeugd.  Als wij kunnen helpen, doen wij het.  Bovendien oefenen ook wij graag ons Engels.  Want ook in ons Engels schuilt een zekere imperfectie.  Wij gaan aan de slag.  Beginnen het vraaggesprek.  Waar komen wij vandaan? Wat deden wij de voorbije dagen? Wat hebben wij allemaal bezocht? Wij antwoorden op elke gestelde vraag.  Soms worden we te enthousiast.  Gaan we net iets te snel.  In de ogen van onze gesprekspartners kunnen wij lezen dat zij ons even kwijt zijn.  Vertwijfeld grijpen ze dan naar hun papieren.  Bladeren in hun boekje om dan die ene vraag te stellen.  In hun boekje vinden zij dat ene, voorgedrukte verzoek: please, one more time.  Ik vind het grappig.  Charmant.  In alle eerlijkheid antwoord ik dan ook op die laatste vraag.  Wat ik het meest inspirerende vond? Twee meisjes, die ons vragen of ze een interview mogen afnemen.  Ik zeg het hen.  Zij begrijpen het.  Want zij lachen.  Heel verlegen.  Thank you, zeggen zij.  No thanks, zeggen wij.  Wij gaan verder.  Onze wegen scheiden.
 
We gaan naar het Giondistrict.  Dit is de bekendste geishawijk van Kyoto.  Hier kunnen geisha’s gespot worden.  Hier moeten geisha’s gespot worden.  Kyoto verlaten zonder deze gezelschapsdames gezien te hebben, zou immers kunnen beschouwd worden als een mislukking.  Net alsof je de Eifeltoren in Parijs niet zou gezien hebben.  Toch stel ik mij de vraag of wij in deze termen mogen denken.  Door Kyoto terug te brengen tot enkel die geisha’s zouden wij deze stad oneer aandoen.  De stad heeft zo veel meer te bieden.  Zo veel verleidelijke en fantastische dingen, waarvan de geisha’s slechts één element zijn.
 
 
Toch willen wij er eentje zien.  Wij kunnen aan de lokroep niet weerstaan.  Wij kunnen onze nieuwsgierigheid niet onderdrukken.  Wij willen een ontmoeting.  Een toevallige ontmoeting.  Afspraakjes maken we niet.  Het toeval moet ons toelachen.  Dat toeval kan een moment tot iets moois maken.  Tot iets unieks.  We zijn dus klaar.  Klaar voor onze zoektocht.  Onze ‘jacht’ op geisha’s.
 
We starten aan het Yasaka-heiligdom.  Hier resideren goden, die de mensheid zouden beschermen tegen ziekten.  Geloven, ik doe er niet aan mee.  Ooit heb ik het gedaan.  Nu weet ik het niet meer.  Toch stap ik deze tempel snel binnen.  Even kort binnenwippen.  Ter wille van mijn gezondheid.  Het kan geen kwaad, denk ik dan maar.  Na het tempelbezoek beginnen we door het Giondistrict te lopen.  Zonder een vooropgesteld plan.  Zonder één bepaalde bestemming.  Wij kiezen willekeurig straatjes.  Nu eens gaan we links.  Dan weer rechts.  Wij slenteren.  Laten ons verrassen.
 
Dan gebeurt het.  Dat ene moment waarop we zo hadden gehoopt.  In één van de straatjes zien wij een geisha lopen.  We haasten ons.  Voor die ene foto.  We komen bij haar.  Van ver had het allemaal echt geleken.  Van dichtbij gaan wij twijfelen.  Twijfelen aan de echtheid.  Te veel details lijken ons fout te zijn.  De betreffende dame draagt een pruik.  We merken tatoeages op de rug.  Bovendien staan wij bijna alleen met deze geisha.  Dat is heel abnormaal.  In de onmiddellijke nabijheid zien wij nauwelijks of geen toeristen met flitsende camera’s.  Dat kan niet.  Want dat is wat wij later zullen merken.  Geisha’s trekken camera’s aan.  Vele camera’s.  Daarom komen wij tot dat ene besluit.  Dat juiste besluit.  Deze geisha is fake.  Nep.  Onder de schmink en pruik vermoeden wij een toeriste.  Een vrouw, die even wil ervaren wat het moet betekenen een geisha te zijn.  Dat kan.  Verschillende winkels in Kyoto bieden die mogelijkheid aan.
 
 
Die keer was het vals alarm.  Maar wij zijn alert.  Wij houden die alertheid aan.  Onze aandacht verslapt niet.  Deze avond mogen wij ervaren dat de aanhouder wint.  Volharding loont.  Net vóór wij het theater willen binnenstappen, zien wij een geisha.  Een echte.  Dat merken wij al snel aan die enorme volkstoeloop.  Wij reageren te laat.  Zien haar nog net de voordeur dichttrekken.  Wij blijven nog even aan deze deur wachten.  Om te bekomen van deze verkeken kans.  Wij raken aan de praat met een andere toeriste.  Zij was wel op tijd.  Heeft prachtige foto’s genomen.  Een zekere jaloezie sluipt bij ons binnen.  Beleefd als wij zijn, feliciteren wij die toeriste.  Toch kunnen we een zekere afgunst niet onderdrukken.  Wij hoeven niet lang te treuren.  Plots gaat de deur opnieuw open.  De geisha stapt naar buiten.  Ik raap al mijn moed bijeen.  Stap op haar af en vraag of wij enkele foto’s mogen nemen.  Zij stemt toe.  Zij neemt haar tijd.  Laat zich verschillende malen fotograferen.  Om dan weer voort te schrijden.  Want dat is wat ik ook zie.  Geisha’s stappen niet.  Zij schrijden.  Vol waardigheid.  Bijna is het alsof zij de grond niet raken.  Zij lijken te zweven.  Maar die indruk kan versterkt worden door dat nogal eigenaardige schoeisel.
 

 
Zoals ik al schreef, vanavond gaan wij naar het theater.  Vanavond zullen wij kennismaken met een aantal facetten van het traditioneel Japans theater.  Dat doen wij in de Gion Corner.  Hier kunnen wij kijken en luisteren.  Naar Koto muziek.  Naar kyogen, komisch theater.  Naar kyomai, dans.  Naar bunraku, poppenspel.  We hadden een taalbarrière verwacht.  We hadden verwacht dat die taalbarrière al snel tot verveling zou leiden.  Toch gebeurde dat niet.  Telkens weer werden we gegrepen door die overgave.  Die eerlijkheid.  Die eenvoud.  Die eerlijke eenvoud liet ons toe in het verhaal binnen te glijden.  Maakte ons onderdeel van het gebeuren.  Taal is belangrijk.  Maar heel soms kan sfeer meer teweegbrengen dan duizenden woorden.  Dat hebben wij vanavond kunnen ervaren.  De Japanse taal zijn wij niet machtig.  Toch slaagden wij er in ons op sleeptouw te laten nemen.  Wij stelden ons open.  Raakten gecharmeerd door het wonderlijke spel.  Wij hadden er niet op gehoopt.  Toch beleefden wij een fijne theateravond.
 
De avond zit er op.  Of toch bijna.  We willen nog even stoppen in een restaurant.  Voor nog snel een kleine versnapering.  Een restaurant waar de sushitrein doorheen dendert.  Het restaurant wordt aanbevolen in Trip Advisor.  Wij willen dit ook zien.  Wij willen dit ook ervaren.  Binnen is het behoorlijk druk.  We kunnen niet meteen aan een tafeltje.  Eventjes moeten wij wachten.  Op een bank.  Net zoals in het voetbal.  Toch mogen we al snel invallen.  Zij sturen ons naar de eerste verdieping.  Daar mogen wij genieten van het wonderlijke spel van de sushitrein.  Wij kiezen de volgens ons smakelijkste sushischotels.  Die rijden aan ons voorbij.  Op een lopende band.  Wij hoeven enkel maar te kiezen.  En te eten.  Wij houden de lege schoteltjes bij.  Want die worden aan het eind geteld.  Elk schoteltje heeft zijn eigen prijs.  De kleur van het schoteltje bepaalt de prijs.  Een eenvoudig rekensommetje.  De sushitrein.  Heerlijk om te zien.  Maar net zo heerlijk om te proeven.  Dit is een goed adresje.  Aanraden, dat is wat wij doen.  Sushinomusashi, met zijn allen daarheen.
 
 
We slaan de deur van het restaurant achter ons dicht.  Met die dichtvallende deur beseffen wij dat het onze laatste avond is in Kyoto.  Morgen vertrekken we naar Tokyo.  We kunnen de stad verlaten zonder ook maar één boete te moeten betalen.  Maar wij hebben het gemakkelijk.  Wij roken niet.  Wij riskeren dus geen tien euro als wij een sigaretje opsteken in één van de rookvrije openbare plaatsen.  Wij zijn nette toeristen.  Laten geen afval achter.  Wij zouden het ook niet durven in het nette Japan.  Zo hoeven wij geen boete te vrezen van tweehonderd vijftig euro voor achtergelaten vuilnis.  Wij hebben niet gefietst.  Wij hebben niet dronken een fiets bestuurd.  Voor ons dus geen gevangenisstraf van vijf jaar of een boete van achtduizend euro.  Al die mogelijke boetes hebben wij kunnen ontlopen.  Als het moet, kunnen wij echt wel een voorbeeld voor anderen zijn.  Dat strekt ons tot eer.  Maar pleegt bovendien geen aanslag op onze portefeuille.

Mijn reisverhaal Japan.  Dag 12: Kyoto – Tokyo.  Te lezen op dinsdag 07/02/2017.

 

donderdag 26 januari 2017

Late nieuwjaarsbrief aan de dames en heren van onze regeringen.

Beste dames,
Beste heren,
 
Genoeg.
Genoeg.
Genoeg.
Basta.
 
U zegt dat wij boven onze stand leven.
Eenentwintig procent van de Belgen loopt het risico op armoede of sociale uitsluiting.
Bijna één op de vijf kinderen leeft in een gezin met een inkomen onder de armoederisicodrempel.
Eén op zeven van de verzekerde Belgen stellen hun medisch consult uit om financiële redenen.
 
Genoeg.
Genoeg.
Genoeg.
Basta.
 
U zegt dat er niks mis is met ongelijkheid.
Een 25-jarige man met een diploma hoger onderwijs van het lange type leeft gemiddeld gezien 18 jaar langer in goede gezondheid dan iemand zonder diploma.
De factuur van de ongelijkheid in België beloopt dertien miljard.
Op dinsdag 10 januari 2017 overschrijdt het Bel20 ceo-loon het mediane Belgische jaarloon.
 
Genoeg.
Genoeg.
Genoeg.
Basta.
 
U zegt dat wij ten gevolge van de taxshift elk 100,00 euro netto meer zullen verdienen.  Maandelijks.
Indexsprong.  Verhoging BTW op elektriciteit.  Afschaffing gratis water en elektriciteit.  Turteltaks.  Verhoging bijdrage zorgverzekering.  Verhoging inschrijvingsgeld universiteiten.  Verhoging maximumfactuur lager onderwijs.
Waar gaat die 100,00 € heen?
 
Genoeg.
Genoeg.
Genoeg.
Basta.
 
U zegt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.
U weigert belastingvoordelen via het systeem van excess profit rulings terug te vorderen bij multinationals.  Diezelfde bedrijven kunnen voor het aanvechten van die terugvordering terecht bij een advocatenkantoor van twee ex-kabinetsmedewerkers van Minister Van Overtveldt.
De kaaimantaks blijkt een lege doos te zijn.  De opbrengst is slechts één tiende van wat begroot werd.
Swiss Leaks? Lux Leaks? Panama Papers?
 
Genoeg.
Genoeg.
Genoeg.
Basta.
 
U claimt de kracht van verandering.  Ten goede.
Kredietbeoordelaar Fitch verlaagt de kredietwaardigheid van België naar AA-.
Europese Commissie buist het Belgische begrotingswerk voor 2017.
‘De prognoses raken kant noch wal en de becijfering van de maatregelen is voorgekleurd gokwerk’ en ‘Stagneert de economie of verzeilen we in recessie dan wijst men systematisch op de internationale omgeving. Loopt het beter met de economie dan steekt men die pluim op de hoed van het eigen beleid’.  Dat zei Van Overtveldt als financieel journalist.  Als minister doet hij net hetzelfde.
 
Genoeg.
Genoeg.
Genoeg.
Basta.
 
U zei show me the money.
In 2015 en 2016 voerde u voor 9 miljard besparingen door.  De begroting verbeterde slechts met 600 miljoen.
Kosten taxshift: 1,9 miljard euro.
Ik vraag u opnieuw: show me the money.
 
Genoeg.
Genoeg.
Genoeg.
Basta.
 
U zegt dat onze samenleving vele kansen biedt maar dat deze moeten gegrepen worden.
In Antwerpen verlaat bijna 30% van de jongeren de school zonder diploma.  Meer dan de helft van de mensen met een migratieachtergrond leeft in armoede.  Er is 40% werkloosheid bij mensen met een migratieachtergrond.  75% van de migranten zegt gediscrimineerd te worden bij het vinden van een baan.
 
Genoeg.
Genoeg.
Genoeg.
Basta.
 
U zegt dat racisme relatief is.
U zegt dat u twijfelt aan de meerwaarde van immigranten uit Congo, Marokko en Algerije.
U zegt dat u een significant deel van de moslims op straat zag dansen na de aanslagen in Brussel.
U verenigt niet.
U polariseert.  Bewust.
Omwille van partijpolitieke strategie.
Om die Vlaamse onderstroom samen te houden.
Om dat te realiseren zet u bevolkingsgroepen tegen elkaar op.
Dat is verfoeilijk.
 
Genoeg.
Genoeg.
Genoeg.
Basta.
 
U spreekt van vermarkting van het sociaal beleid.
Het forensisch psychiatrisch centrum in Gent.
Daklozenopvang De Vaart in Antwerpen.
U spreekt van vermarkting van het veiligheidsbeleid.
Ik lees de bekommernissen van professionelen uit de sociale sector.
Winst wordt boven dienstverlening gesteld.
 
Genoeg.
Genoeg.
Genoeg.
Basta.
 
U zegt dat er geen alternatief is.
Zeg dat niet.  Dat is een zwaktebod.  Een capitulatie.
Het kan wel degelijk anders.
Als andere prioriteiten worden gesteld.
Als hoop het haalt op angst.
Als vernieuwend wordt gedacht.
Als niet vervallen wordt in aloude recepten.
 
Genoeg.
Genoeg.
Genoeg.
Basta.
Basta.
Basta.
Basta.
 
 
En oh ja.
Kracht van verandering?
Ik dacht het niet.
 
Uw kapoentje.
 

dinsdag 24 januari 2017

Mijn reisverhaal Japan. Dag 10: Kyoto.

Ik weet niet wat het was gisteren.  Kyoto voelde niet vertrouwd aan.  De stad stond te ver van mijn bijeen gefantaseerde perceptie.  Daarom voelde de stad vreemd aan.  Alsof we niet welkom waren.  Alsof Kyoto een nors gezicht had opgezet.
 
Vandaag zal het misschien anders worden.  Heel misschien zal Kyoto vandaag een happy face opzetten.  Vooralsnog weten we niet welke kant het uit zal gaan.  Zullen de eerste indrukken bevestigd worden? Zullen we onze mening dienen te herzien? Het wordt afwachten.
 
De ronde van de tempels staat vandaag op het programma.  Dat wordt niet eenvoudig.  Kyoto telt 1.600 boeddhistische tempels en 400 Shinto-heiligdommen.  Dat alles kan niet op één dag gezien worden.  Er zal moeten gekozen worden.  Kiezen is verliezen, zo is het altijd geweest.  We hebben gekozen.  We hebben verloren.  Een lijst van te bezoeken tempels werd opgemaakt.  Om de geselecteerde tempels te kunnen zien, nemen we de bus.  De belangrijkste tempels liggen aan de rand van de stad, tegen de bergen aan.  Bovendien liggen die tempels te ver uiteen.  Lopen blijkt geen optie te zijn.  De bus lijkt ons een waardig alternatief.
 
We starten bij Kinkaku-ji, het Gouden Paviljoen.  Met de start van het Gouden Paviljoen werd gestart in de veertiende eeuw.  Aanvankelijk deed het dienst als huis en toevluchtsoord voor de shogun.  Na de dood van de shogun veranderde het Paviljoen van bestemming.  Het kreeg een andere functie.  Het Gouden Paviljoen werd een tempel.  Volgens de laatste wilsbeschikking van de shogun.  Diezelfde shogun was tijdens zijn leven een enthousiast volgeling van de zenmonnik Siseko.  Diezelfde monnik komt bij de dood van de shogun aan het hoofd te staan van de tempel.  Siseko bleek niet alles op een rijtje te hebben.  Grootheidswaanzin was hem niet vreemd.  Om die grootheidswaanzin te etaleren, geeft hij opdracht het dak van de tempel met bladgoud te bekleden.  Maar hij was niet de enige gekke monnik.  De tempel kende in zijn geschiedenis nog andere, vreemde monniken.  Zoals die ene monnik, die de tempel in 1950 in brand stak.  De tempel had de Tweede Wereldoorlog zonder brokken doorstaan.  Maar tegen een gekke, pyromane monnik had het geen verweer.  In 1955 werd de tempel heropgebouwd, waarbij de bedekking met goud werd uitgebreid tot de onderste verdiepingen.  Grootheidswaanzin blijkt van alle tijden te zijn.
 
Aan dit Paviljoen merken we onmiddellijk dat de rustige dagen voorbij zijn.  Terwijl wij de vorige dagen nog konden denken dat wij de enige toeristen waren, is die gedachte nu ver weg.  Aan de ingang braken bussen hun lading uit.  Honderden toeristen.  Duizenden toeristen.  De massa.  Het wordt aanschuiven.  Dringen en wringen.
 
 
We laten ons opnemen in de stroom toeristen.  Laten ons meedrijven.  Gewillig gaan we mee in de flow.  Zich hiertegen verzetten heeft geen enkele zin.  Verzet kan nuttig zijn.  Maar dan enkel op de juiste plaats.  Enkel op het juiste moment.  Die juiste plaats is niet hier.  Dat juiste moment is niet nu.  We doen dus wat de andere toeristen doen.  Als een kuddedier trekken we foto’s op momenten dat de anderen foto’s trekken.  We stappen door als de anderen doorstappen.  Het lijkt wel alsof we geprogrammeerd zijn.  Het lijkt niet alleen zo.  Het is ook zo.  Het voelt ook zo.  Dat meedrijven verhindert de totaalervaring.  Daarom besluiten we uit die stroom te stappen.  We zetten ons aan de kant.  Keren terug.  Naar het beginpunt.  Om alles opnieuw te doen.  Maar nu doen we het rustig.  Zonder die lichte, aanwezige dwang mee te stappen in de stroom.  We zoeken ons eigen tempo.  Enkel op die manier worden we terug meester over ons eigen handelen.  Pas nu slagen we er in het totaalplaatje te zien.  We zien paviljoen en omgeving.  De tempel en de tuin.  We zien de tempel en het water.  We zien de details, die we voordien niet zagen.  Deze les nemen we mee voor de rest van de dag.  We laten ons niet meer opjagen.  Zen wordt het codewoord voor vandaag.
 

 
Wij hebben de juiste instelling gevonden voor het volgende bezoek.  Net op tijd.  Wij gaan naar Ryoan-ji.  Een tempel met zentuin.  Of droge tuin, zo wordt die ook wel genoemd.  In die droge tuin van vijfentwintig op tien meter liggen vijftien stenen.  Rotsstenen.  Die zijn daar niet zomaar gelegd.  Dat aantal is niet zomaar gekozen.  Alles heeft een betekenis.  Het getal vijftien staat voor perfectie.  Wie die vijftien stenen zittend kan onderscheiden, mag zich perfect noemen.  Dat zou niet lukken.  Niemand zou het kunnen.  Dat hoeft u niet te verbazen.  Een gewone sterveling kan nooit perfect zijn.  Voorwaar een wijze les.  Een ontnuchterende les.  Enkel Boeddha is perfect, de mens niet.  Ondanks die wetenschap geen we toch de uitdaging aan.  Altijd is er wel die ene uitzondering.  Ik kan enkel hopen dat ik die uitzondering ben.  Ik ga dus tellen.  Het wonder geschiedt.  Ik tel vijftien rotsen.  Perfectie lijkt mijn deel te zijn.  Toch moet ik iets bekennen.  Ik kwam niet zomaar tot dat resultaat.  Ik stond rechtop.  Had dus een mooi overzicht.  Ik speelde vals.  Met dat valsspelen erken ik meteen imperfect te zijn.  Boeddha houdt mij een spiegel voor.  Ik buig het hoofd.
 
Er blijkt heel wat discussie te bestaan over de betekenis van deze zentuin.  Velen menen dat het zoeken naar een betekenis het zengevoel verstoort.  Velen beweren dat de tuin enkel moet beleefd worden.  Zonder die noodzakelijke zoektocht naar mogelijke perfectie.  De tuin moet gelezen worden.  Moet gevoeld worden.  Meer niet.  Dat is alles.  Dat zou best wel kunnen.  Want wat is een tuin met enkel kiezelstenen en vijftien rotsen? Kan dat wel een tuin genoemd worden? In die tuin vindt de bezoeker geen enkele afleiding.  Hij of zij gaat de confrontatie aan met zichzelf.  In die confrontatie vindt de bezoeker rust.  Of tracht diezelfde bezoeker rust te vinden.  Daarmee lijkt een antwoord gegeven te zijn op de vraag of deze droge tuin wel een tuin kan genoemd worden.  Want is rust niet één van de bestaansredenen van een tuin.  Ik dacht het wel.  Kiezelstenen en rotsen, het kan een tuin genoemd worden.
 
 
Voor het volgende bezoek wijken we even af van het drukke toeristenpad.  We maken een zijsprongetje.  We hoeven daarvoor niet de bus op.  Het kan te voet.  Beide bezienswaardigheden liggen op wandelafstand van elkaar.  In tegenstelling tot de vorige twee attracties staat de Toji In tempel niet op de Unesco-lijst van werelderfgoed.  Dat is een niet onbelangrijk verschil.  Deze tempel is niet terug te vinden in de diverse lijstjes van absolute aanraders in Kyoto.  Onbekend maakt onbemind.  Een waarheid als een koe.  Dat merken we ook bij deze tempel.  Wij zijn hier alleen.  Of toch bijna.  Geen bussen.  Geen (wacht)rijen.  Optimaal genieten.  Wandelend in de tuin.  Liggend op een tatami in één van de bijhuisjes.  We ademen de rust in.  Met onze ogen dicht.  Want wij beseffen dat wij na dit bezoek opnieuw de drukte moeten induiken.  Dus, nog even.  Nog heel even die rust aanhouden.
 

 
De rust is voorbij.  Wij gaan naar het Fushimi Inari heiligdom, even buiten de stad.  Dit heiligdom is gewijd aan Inari, de god van de rijst en de sake.  Hoofdattractie van deze plek zijn de duizend torii waarlangs wij heen moeten om het heiligdom te bereiken.  Elk van deze torii wordt gesponsord door een firma.  In ruil voor deze dotatie wordt op de torii de naam van de sponsor gezet.  Handel en religie lijken hier wonderwel samen te gaan.  Geld lijkt ook hier een toegangsticket tot de hemel te zijn.  Dat wordt toch gehoopt.  Er wordt gehoopt dat die dotatie recht geeft op voorspraak bij de allerhoogste.  Toch zijn er niet enkel die duizend torii.  Er zijn ook die vele vossenbeelden.  Vossen met in hun bek een sleutel.  Die vossen staan er niet zomaar.  Die sleutels klemmen ze niet zomaar in hun muil.  Die vossen zijn de wachters.  De wakers.  Die vossen waken over de rijstschuren.  Vrijwaren die schuren van alle mogelijke gevaren.  
 
 

 
Dit heiligdom is misschien wel de populairste bestemming in en rond Kyoto.  Een ware volkstoeloop zien wij hier.  Dan volgt dat onvermijdelijke.  Waar veel mensen zijn, volgt de commercie.  Dat is een eeuwenoude wetmatigheid.  Kyoto vormt hierop geen uitzondering.  Op de weg naar de ingang tot het heiligdom staan allerlei kraampjes.  Eetkraampjes.  Souvenirkraampjes.  Net zoals in Lourdes.  Een bezoeker moet aan al die verleidingen weerstaan om tot contemplatie te komen.  Die tocht langs al die kraampjes kan gezien worden als een oefening in onthouding.  Niet toegeven aan die commerciële verlokkingen.  Verleidingen.  Wij kijken niet om ons heen.  Niet links.  Niet rechts.  Wij kijken vooruit.  Wenden ons af van het wereldse.  Wij gaan naar die andere wereld.  Het bovenwereldse.  Dat lijkt ons de juiste ingesteldheid om te verzaken aan al die kraampjes.  Nu niet.  Misschien wel op de terugweg.  Heel misschien.  Om zo opnieuw neer te dalen naar het wereldse.
 
 
Hier beleven we opnieuw dat fenomeen.  Het fenomeen van de prachtlocatie.  Die prachtige locatie om dé vakantiefoto te nemen.  Alweer wordt het een uitdaging een fotootje te nemen zonder één vervelende toerist op de achtergrond.  Soms kunnen toeristen echt een pest zijn.  Althans, dat is wat wij vinden van die andere toeristen.  Enkel die andere toeristen zijn een storende factor.  Wij niet.  Enkel die andere toeristen zijn een verstorende factor.  Wij niet.  
 
 
Ondanks de aanwezigheid van die massa gaan we toch de uitdaging aan.  Wij moeten engelengeduld hebben.  Wachten, wachten en nog eens wachten.  Tot dat ene moment dat de door ons gekozen locatie volledig vrij is.  Vrij van stoorzenders.  Dan gaan we aan de slag.  Bliksemsnel.  De camera klikt.  Flitst.  In enkele seconden tijd worden vele foto’s genomen.  We leven in het digitale tijdperk.  Het tijdperk van een overload aan foto’s.  Heel soms verlang ik naar die tijd van het filmrolletje.  Maar die tijd is voorbij.  Ver voorbij.
 
Allerlei poses nemen wij aan.  Grappige.  Ernstige.  Een combinatie van beide.  We wanen ons vedetten.  Popsterren.  Op de hielen gezeten door paparazzi.  Maar we verhullen ons niet.  We verbergen ons niet.  We werken mee.  Gewillig en spontaan.  Hopend op die ene prachtfoto.  Een samenspel van zon en oranje torii.  Daaraan toegevoegd twee enthousiastelingen.  Dat moet het geslaagde recept zijn van de ideale vakantiefoto.  Geen enkele twijfel.  Succes gegarandeerd.
 
De laatste halte van de dag is de Sanjusangen-do-tempel, gewijd aan Kannon, de god van de genade.  In dit houten paviljoen, het grootste ter wereld, staan duizend en één beelden van Kannon.  Duizend identieke.  Kleinere.  Eén grote.  Supergrote.  Zeventig kunstenaars hebben gedurende honderd jaar aan deze beelden gewerkt.  Pas na honderd jaar was de collectie compleet.  Rome werd niet op één dag gebouwd.  Van deze tempel kan hetzelfde gezegd worden.  Schoonheid vraagt geduld.  Net als vakmanschap.
 
Het grote beeld werd gesneden door een tweeëntachtigjarige kunstenaar.  Het beeld stelt een duizend-armige Kannon voor.  Duizend armen snijden zou net iets te moeilijk zijn.  Een iets te grote uitdaging.  Zelfs voor een ervaren beeldhouwer.  Daarom kwam men tot die ene oplossing.  In dat alternatief zouden slechts veertig armen gesneden worden.  Elke arm zou vijfentwintig werelden vertegenwoordigen.  Veertig maal vijfentwintig is duizend.  Via een omweggetje kwam men ook tot dat grote aantal.  Inventiviteit kan soms handig zijn.  Wiskunde kan soms handig zijn.  Het aangenomen en gerealiseerde alternatief betekende een besparing in arbeidstijd.  Enkel de gidsen, die vandaag de toeristen rondleiden, moeten net iets meer tijd investeren in een acceptabele verklaring.  Want waar zijn toch die duizend armen gebleven?
 
Nog één dingetje wil ik vertellen over deze tempel.  Want deze tempel is de houder van een wel heel bijzonder record.  Elk jaar wordt op deze plek een boogschietwedstrijd gehouden.  Van de ene kant van de hoofdzaal worden pijlen geschoten.  Naar de andere kant van de hoofdzaal.  Vierentwintig uur lang.  Non-stop.  Dat ene, fameuze record werd gevestigd in de zeventiende eeuw.  Sindsdien werd het nog niet verbeterd.  Dat record blijft overeind.  Omwille van die unieke, niet te evenaren prestatie.  Op die ene dag in de zeventiende eeuw werden door één persoon dertienduizend pijlen afgeschoten.  Op vierentwintig uur.  Van die pijlen troffen achtduizend pijlen doel.  Ik heb het even nagerekend.  Dat is bijna zes pijlen per minuut.  Zes pijlen die doel troffen.  Het is bijna niet te geloven.  Zou het een fabeltje zijn? Of zou die ene schutter ook de beschikking gehad hebben over duizend armen? Net als Kannon? Je zou het bijna denken.
 

 
Om de dag te eindigen, gaan we naar een theeceremonie.  Japan bezoeken zonder een dergelijke ceremonie, het zou niet mogen.  Wij doen het.  Thee drinken doe je niet zomaar.  Dat merken we meteen.  Dat horen we meteen.  Want voor het eigenlijke proeven, krijgen wij een hele uiteenzetting.  Over het verloop.  Want dat ligt vast.  Over de regeltjes.  Want die zijn er.  
 
Een gast komt niet zomaar binnengewandeld.  Die gast moet voorbereid zijn.  Die voorbereiding eist dat hij bij zich drie benodigdheden heeft.  Verplicht.  Hierover valt niet te onderhandelen.  Het is niet zoals bij Bart Peeters in zijn Gamma-sketches uit het Peulengaleis.  Geen hamertje.  Geen beiteltje.  Geen zaagsken.  Wel een waaiertje, een papiertje (voor aangeboden zoetigheden) en een mesje.  Dat waaiertje heeft een specifieke functie.  Het doet dienst als een figuurlijke barrière.  Als een barrière wordt het tussen de gast en de gastheer geplaatst.  Pas na het groeten wordt het waaiertje weggenomen.  Dan zijn er geen obstakels meer.  Geen grenzen.  Vanaf dat moment is er connectie.
 
Pas als er connectie is, kan er gedronken worden.  Maar dat kan niet zomaar.  Snel, snel het bekertje aan de mond en drinken, zo werkt het niet.  Alles moet gebeuren volgens de regeltjes.  Om de vier eigenschappen, die een theeceremonie maken tot wat het vandaag nog altijd is, te garanderen.  Die vier eigenschappen zijn: harmonie, respect, zuiverheid en rust.  Om dat te kunnen waarborgen, zijn regels bijna noodzakelijk.  We nemen het kommetje aan met de rechterhand.  Pas dan in beide handen.  We brengen het kommetje iets omhoog en groeten nogmaals de gastheer.  Als dank voor al het goede.  Het kommetje draaien we dan 180 graden.  De thee drinken we uit in drie teugen waarbij de laatste teug gepaard gaat met een luide slurp.
 

 
Tot slot nog dit.  U kan niet om het even waar zitten.  De plaatsen bij een theeceremonie hebben een betekenis.  Dichtst bij de gastheer zit de belangrijkste gast.  Hoe verder van de gastheer, hoe minder belangrijk u wordt geacht.  Dat kan best confronterend werken.  Het kan gebeuren dat uw ego niet ongeschonden een theeceremonie buiten stapt. 
 
Een gezellige babbel wordt het ook niet meteen.  Alles verloopt via die belangrijkste gast.  Rechtstreeks vragen stellen, is bijna niet mogelijk.  Vragen moeten stilletjes worden doorgegeven tot bij die VIP-gast, die dan luidop de betreffende vraag kan stellen.  Een behoorlijke poespas.  Een hele rompslomp.  Maar respect moet er zijn.  Respect moet betuigd worden.
 
Nu zou u kunnen denken dat een theeceremonie heel wat stress veroorzaakt bij de gasten.  Omdat die gasten bang zijn tegen één of meerdere regeltjes te zondigen.  Dat gebeurt niet.  Net het omgekeerde gebeurt.  Al die regeltjes zorgen voor een zekere rust.  Zorgen voor een zeker evenwicht.  Er wordt niet door elkaar gepraat.  Er wordt niet geroepen.  Een serene stilte heerst.  Een sereniteit, die zich overzet op de gasten.  Ik kijk om mij heen.  Naar dat schouwspel.  Ik ben geboeid.  Gefascineerd.
 
De theeceremonie was een perfecte afsluiter.  Wij houden die rust aan voor de rest van de avond.  Volledig tot rust gekomen, kruipen wij in ons bedje.  Dromen wij van de volgende dag.  Van de volgende avonturen.  Nog één dag in Kyoto.

Mijn reisverhaal Japan.  Dag 11: Kyoto.  Te lezen op dinsdag 31/01/2017.