donderdag 21 december 2017

Uitgelezen: Hoe ik talent voor het leven kreeg. Brief aan Rodaan Al Galidi.

Beste Rodaan Al Galidi,
 
Hoe ik talent voor het leven kreeg? Het leven schijnt een geschenk te zijn, dat wordt gezegd.  Uit de titel van uw boek meende ik te mogen afleiden dat u zich hierin hebt bekwaamd.  Dat u zich onderscheiden hebt.  Om die reden verwachtte ik een hoopgevend boek.  Een boek met raadgevingen.  Om zelf tot een goed en volwaardig leven te komen.  Dat was niet echt goed gedacht van mij.  Een mens kan zich al eens vergissen.  Ik dus ook.  Uw boek bleek iets anders te zijn.  Iets helemaal anders.
 
In uw boek doet u verslag van uw verblijf in een asielzoekerscentrum.  Kortweg AZC genoemd.  U getuigt wat er achter die drie letters verscholen zit.  Want u was een ingezetene.  U was een bewoner.  Ik wist al een beetje wat ik mocht verwachten.  In het verleden las ik Problemski Hotel van Dimitri Verhulst.  Dat boek was een aanzet.  Een begin.  Ondanks de literaire kwaliteiten van dat boek, bleef de auteur een buitenstaander.  U niet.  U zat er middenin.  Zoals ik al zei, u was een bewoner.  Dat maakt uw verhaal anders.  Echter.  Intenser.
 
U ontdoet die drie letters van zijn nutteloze verpakking.  U neemt de verhullende vermomming weg.  Wat rest is de essentie.  De naaktheid van de feiten.  U stelt het AZC gelijk met het langste wachten van uw leven.  Het leven in het centrum staat on hold.  U vergelijkt het centrum met een bushalte of treinstation.  Enkel met dat ene verschil.  Aan een bushalte stopt ooit een bus, die de reiziger oppikt.  Aan een treinstation stopt ooit een trein, die de reiziger oppikt.  Dat gebeurt niet in het centrum.  Het centrum is stilstand.  Een begraafplaats voor levende lijken, zo noemt u het.  Dat is pijnlijk.  
 
Ik las uw boek.  Ik voel de pijn.  In die mate dat ik mij wil verontschuldigen tegenover u.  Ik verontschuldig mij voor de weg die u moest afleggen.  Irak, Jordanië, Thailand, Maleisië, Thailand, Laos, Vietnam, Nederland, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Nederland.  Europeanen zouden deze wereldreis kunnen ervaren als een manier om zichzelf te vinden.  U niet.  Voor u is deze reis pure noodzaak.  Noodzakelijk om eindelijk vrijheid te vinden.  Te ervaren.  U bent geen toerist.  U bent vluchteling.  Een vluchteling op zoek naar een manier om eindelijk mens te worden.  U wenst eindelijk die angst af te leggen.  Die voorzichtigheid weg te gooien.
 
Ik wens mij te verontschuldigen voor dat brute onthaal op Schiphol.  Voor uw eerste kennismaking met een beleid dat dwingt tot hardheid.  Tot kilheid.  Menselijkheid lijkt verboden.  Nochtans, het kan anders.  Dat mocht u ervaren in Noorwegen.  Daar voelde u hoe het ook kan.  Asielzoekers kunnen met begrip tegemoet getreden worden.  In Nederland was het anders.  U had in Noorwegen willen blijven.  Dat kon niet.  Dublin stak hier een stokje voor.
 
Ik wens mij te verontschuldigen voor de vele regeltjes.  Een teveel aan onnodige regeltjes.  Een teveel aan absurde straffen.  Terecht schrijft u dat Irak, uw vaderland, gevaarlijk is voor uw lichaam terwijl Nederland een gevaar betekent voor uw geest.  Het willekeurige en niet consequente gebruik van die regeltjes pleegt een aanslag op uw geest.  Die dagelijkse verplichting zich te melden maakt een mens gek.  Omdat het tot niets dient.  
 
Ik wens mij te verontschuldigen voor de verwachtingen, die gecreëerd maar niet of nauwelijks ingelost worden.  U zegt dat de hoop gedood wordt in het centrum.  Diezelfde hoop had u nochtans gered van oorlogen, rampen en ellende.  Eens in Nederland wordt die levensreddende hoop u afgenomen.  Uw eindeloze wachten doet u uw geloof verliezen.  Uw geloof in liefde, vrede, rust en toekomst.  U rest enkel te wachten.  Wachten.  Wachten.  Wachten.  Enkel slapen kan dat proces heel even stilleggen.  Enkel via die slaap kan u slechts tijdelijk ontsnappen aan het AZC.
 
Ik wens mij te verontschuldigen voor uw gevoel behandeld te worden als een hond.  Een gelijke behandeling blijkt geen recht te zijn.  De asielzoeker is altijd de schuldige.  Hij moet zich aanpassen.  Moet gehoorzaam en onderdanig zijn.  In uw boek stelt u dat asielzoekers de Nederlanders hun zorgeloosheid doen verliezen.  Die vaststelling doet u besluiten dat het prettiger is in het AZC dan op de Nederlandse straat.  Een harde, pijnlijke vaststelling.
 
Ik wens mij te verontschuldigen voor de oneerlijkheid bij asielprocedures.  Voor de laakbare houding van pro deo advocaten.  Voor een te moeilijke toegang tot medische behandeling.  Voor de zelfmoorden in het centrum.  Voor de onmogelijkheid afscheid te nemen van uw overleden vader. Voor … Voor …
 
U ontvluchtte de oorlog in Irak.  Een oorlog, die alles verandert.  Zelfs een opgroeiend kind.  Zelfs een volwassen vader.  U vluchtte om niet te moeten dienen als soldaat.  U ontvluchtte een land.  Een kooi.  Want als u de grens van uw eigen land enkel kan oversteken weggestopt tussen schapen, mag dat land een kooi genoemd worden.  Dat alles ontvluchtte u.  Daarom kwam u naar Nederland.  Om in Nederland te leven.  Eindelijk te leven.
 
Negen jaar lang diende u te wachten.  Een generaal pardon, dat als bewijs moet dienen voor een failliet beleid, bracht u verlossing.  Terecht stelt u dat die veel te lange wachttijd een bewuste strategie is.  De willekeur en vele vertragingsmaneuvers zijn enkel bedoeld om anderen buiten te houden.  Dat schrijft u.  Dat bewijst u.
 
Beste Rodaan Al Galidi.  Ik las uw boek.  Uw aanklacht.  U verzacht die aanklacht met een gezonde dosis humor.  Maar net in die humor klinkt uw kritiek het hardst.  Net die humor stelt alles helder en duidelijk.  Ik las uw noodzakelijk boek.  Uw verontrustende aanklacht.  Ik begin te begrijpen hoe u talent voor het leven kreeg.  Dat moet niet evident geweest zijn.  Enkel koppigheid en volharding kan u zo ver gebracht hebben.  Ik wens u te danken voor uw boek.  Voor uw getuigenis.  Ik wens u een gelukkig en vol leven toe.  Als mens.  Als schrijver.  Dat wens ik u van harte toe.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Info:
ISBN 978 94 91921 41 4 | 397 pag. | NUR 301| paperbackeditie | € 15,- | Uitgeverij Jurgen Maas/EPO distributie.

dinsdag 19 december 2017

David Galle (Erover) en Dries Heyneman (Jenny), gezien in het Gentse Tinnenpottheater. Brief aan David en Dries.

Beste David,
Beste Dries,
 
Wij hadden een kaartje voor Burn-out voor Beginners.  Een voorstelling, gebracht door Arnout Van den Bossche.  Alles leek in orde.  Ondanks het vieze weer waren we toch netjes op tijd in de zaal.  Bij het binnengaan van de zaal kregen we nog een foldertje toegestopt.  In dat foldertje kregen we wat meer info over de voorstelling.  Zoals ik al zei, alles leek in orde.  We vonden een goed zitje.  Niet te ver achteraan.  Niet te veel vooraan.  Net in het midden.  Niet enkel in de politieke wereld wordt gevochten om die centrumpositie.  Wij zaten ook centraal.  In het centrum.  Jawel, ik zei het al, alles leek in orde.  Soms moeten dingen drie maal herhaald worden.  Zodat het goed binnenkomt.  Een beetje zoals Kamiel Kafka.  Die herhaalt ook.  Slechts twee keer.  Ik doe het drie keer.
 
Ik had hoge verwachtingen.  Ik was voorbereid.  Google had mij een handje toegestoken.  Op het wereldwijde web had ik enkele recensies gelezen.  Die waren lovend.  Er zou gelachen worden.  Daarvan was ik overtuigd.  Dat leidde ik af uit al die loftuitingen.  In mijn zitje zocht ik naar de meest comfortabele houding.  Zodat ik niet zou gestoord worden.  Zodat ik voluit zou kunnen lachen.  Want lachen moet ongestoord gebeuren.  Mogelijke hindernissen op de weg naar het lachen moeten voortijdig weggewerkt worden.  Ik zat goed.  Ik was klaar.
 
Ik was klaar.  Tot die melding kwam.  Een korte dienstmededeling.  Arnout Van den Bossche liet zich verontschuldigen.  Geveld door ziekte.  Ik zakte in.  Zat in zak en as.  Jawel, ik heb het moeilijk met plotse veranderingen.  Ik draaide met de ogen.  Alsof dat een oplossing dichterbij zou brengen.  Dat deed het geenszins.  Toch was er een oplossing.  Maar daarin had ik geen aandeel.  De organisatoren hadden gekeken voor een oplossing.  Die hadden ze gevonden.  Zij hadden een plaatsvervanger gevonden.  Beter nog, zij hadden twee plaatsvervangers gevonden.  Arnout Van den Bossche werd ingeruild voor David Galle en Dries Heyneman.  Hij werd vervangen door jullie.  Twee voor de prijs van één, zo leek het wel.  Koppelverkoop, zo leek het wel.
 
Jullie namen deden een belletje rinkelen.  Op televisie had ik jullie al aan het werk gezien.  Op televisioneel gebied hadden jullie uw sporen verdiend.  Uw verdiensten op het podium waren mij evenwel onbekend.  Ik wist niet wat ik mocht verwachten.  Ik was onvoorbereid.  Ik keek om mij heen.  Ik kon geen kant meer uit.  Ik moest denken aan dat liedje van Frans Halsema en Jenny Arean, Vluchten kan niet meer.  Ik zou de avond moeten uitzitten. 
 
Jullie bewezen al snel dat verandering niet gelijk hoeft te staan met teleurstelling.  Jullie bewezen overtuigend dat het anders kan.  Elk van jullie stond vijfenveertig minuten op het podium.  Samen brachten jullie anderhalf uur aan entertainment.  Entertainment van de bovenste beste plank.  Jullie deden mijn aanvankelijke verzuchtingen en twijfels als sneeuw voor de zon verdwijnen.  Ik wilde niet meer vluchten.  Ik wilde blijven zitten.  Ik wilde elk woord van jullie in mij opnemen.  Om nooit meer te vergeten.  
 
Jullie bleven stilstaan bij het gewone leven.  Het leven zoals het is.  Het dagdagelijkse leven.  De kleine dingen werden buiten proportie uitvergroot.  Die kleine ergernissen van het dagdagelijkse leven werden plots bijzonder lachwekkend.  Sommige dingen waren akelig herkenbaar.  Sommige dingen kwamen bijzonder dicht.  Te dicht soms.  Dat was even schrikken.  Mijn eigen handelen werd in vraag gesteld.  Ik keek mijzelf in de spiegel.  Niet continu.  Maar heel af en toe zag ik mij als personage in uw verhalen.  Dat werkte behoorlijk ontnuchterend.  Toch deed het meer dan dat.  Het werkte helend.  Dat deed het ook.  Zichzelf relativeren, dat is de kunst in het leven.  U schonk ons die helende kracht.  Ik keek.  Ik lachte.  Ik genas.
 
U vertelde over de vrouwen.  Over de liefde.  Over de moeilijkheden en de valkuilen van een relatie.  Een relatie blijkt dan toch niet zo vanzelfsprekend te zijn.  Dat illustreerde u rijkelijk.  Toch had u het in uw conférence niet enkel over dit zware thema.  Het mocht ook iets luchtiger zijn.  U breidde uw act uit naar ontdekkingen en uitvindingen.  Naar poëzie en onderwijs.  Naar seks.  Naar iets banaals als met de ogen draaien.  U had het met ons over de opvoeding van kinderen.  Over kruiswoordraadsels.  Over fantasie.  Over stilte in gesprekken.  Over warenhuizen.  Over de Ikea.  U trachtte ons de moeilijkheden uit te leggen bij een interprovinciale relatie.  U verklaarde het verschil tussen Antwerpen en West-Vlaanderen.
 
Heel waarschijnlijk heb ik nog vele items over het hoofd gezien in bovenstaande opsomming.  Dat is enkel uw verdienste.  Nooit viel u stil.  De trein bleef denderen.  De trein bleef op het spoor.  Geen enkele tussenstop.  Geen enkele adempauze.  U ging recht op het einddoel af.  Wij hadden een rechtstreeks ticket naar de finale.  De ontknoping.  U rust ons geen adempauze.  Wij moeten bij de les blijven.  Maar dat doen wij gewillig.  Wij willen geen grap missen.  Want dat zou zonde zijn.  Doodzonde.  Wij lachen.  Luidop en hard.  Stilletjes en ingetogen.  Onze ogen glinsteren.  Lachen is gezond, zo wordt ons steeds verteld.  Wij ondervinden deze volkswijsheid aan den lijve.
 
Ik twijfel of ik uw wijze raadgevingen ter harte moet nemen.  Ik meen het niet.  Indien ik het toch zou doen, meen ik dat mijn relatie geen lang leven zou beschoren zijn.  Dat wil ik vermijden.  Ik beschouw uw woorden als een humoristische visie op het leven, dat soms hard en onrechtvaardig kan zijn.  Om die hardheid en onrechtvaardigheid weg te masseren, kan het best nuttig zijn even te ontluchten.  Zo beschouw ik uw acht.  Als een bijzonder knappe en onderhoudende manier van ontluchten en ventileren.  U laat stoom af.  Wij stappen in uw voetspoor.
 
In vijfenveertig minuten schonk u, Dries, mij een beknopte samenvatting van uw avondvullende show, Jenny.  In vijfenveertig minuten schonk u, David, mij een gebalde samenvatting van uw nieuwste show, Erover.  Telkens was ik getuige van uitmuntendheid.  Van excellentie.  Van uitgepuurd vakmanschap.  Die avond liet u overvloedig bewijs na van uw onderlegdheid in de kunst van de humor.
 
Beste David.  Beste Dries.  Even was er paniek.  Bij het begin van de avond.  U nam die paniek snel weg en bezorgde mij een meer dan aangename avond.  Daarvoor wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.

donderdag 14 december 2017

Uitgelezen: De drager. Brief aan Jan Vantoortelboom.

Beste Jan,
 
Drie jaar terug had ik u een brief willen schrijven.  Ik had één van uw vorige boeken, Meester Mitraillette, gelezen.  Ik was onder de indruk.  In die mate dat ik meende een brief te moeten schrijven.  Om u te danken voor het leesplezier, dat u mij schonk.  Want dat boek was goed.  Laat mij daar meteen aan toevoegen dat voorgaande beschrijving een understatement is.  Dat boek moest gelezen worden.  Dat meende ik oprecht.  Helaas.  Die brief kwam er niet.  Dat verzuim betreur ik.
 
Onlangs las ik uw nieuwste roman, De Drager.  Bij aanvang beloofde ik mezelf niet meer die fout te maken.  De brief zou geschreven worden.  Althans, dat zou gebeuren als het boek goed was.  Pas dan zou ik aan het klavier gaan zitten.  Pas dan zou ik mijn brief uittikken.  Momenteel zit u mijn brief te lezen.  Dat hoop ik toch.  U weet dus al dat ik het boek goed vond.  Alweer is dat een understatement.  Uw boek is een vijfsterrenboek.  In het culinaire wereldje bestaan vijf sterren niet.  In het literaire wereldje wel.  In uitzonderlijke gevallen worden vijf sterren toegekend.  Uw boek is een uitzonderlijk geval.  Uw boek verdient die quotering.
 
U bent een verhalenverteller.  Dat klinkt als een belediging.  Het lijkt aan te leunen bij praatjesmaker.  Totentrekker, zoals ook wel eens wordt gezegd.  Toch is het geen belediging.  Integendeel.  Het is een van de fraaiste complimenten.  Verhalen moeten verteld worden.  Als dat niet meer gebeurt, lijkt het einde van de wereld in zicht.  Verhalen vragen om mannen en vrouwen, die het vakmanschap beheersen.  Verhalen vertellen is een ambacht.  Een ambacht, dat om verfijning vraagt.  Om expertise.  Om eeuwigdurend geduld.
 
U beheerst het métier.  Als een smid last uw twee verhaallijnen samen tot één verhaal.  Aan de ene kant staat Bruno, een bioloog.  Aan de andere kant staat Nicolas, werkzaam in de computertechnologie.  Zij komen samen in Miko.  De zoon van Bruno.  Het petekind van Nicolas.  Bruno en Nicolas hebben een gemeenschappelijk verleden.  Ooit waren zij buren.  Jeugdvrienden.  Nu staan zij in het grote leven.  Het echte leven.  Zij hebben nog contact.  Zij houden nog contact.  Nog altijd zijn de verhoudingen hetzelfde.  Bruno is de leider.  Nicolas is de volger.  Doorheen de jaren is dit niet gewijzigd.
 
Nicolas zit in Wenen voor een opdracht.  In een hotel moet Nicolas een fout opsporen in een door hem ontworpen computersysteem.  Hij ontdekt dat er sabotage in het spel is.  Hij wordt dwarsgezeten.  Onverwachts krijgt hij hulp van Bruno.  Beide vrienden gaan samenwerken.  Om de saboteur te ontmaskeren.  Om hem of haar voetje te lichten.  In een razendsnel tempo stormen we af op de finale.  Een verrassende finale.  Of toch weer niet.  Wel een finale met een verrassende getuige.  Of toch weer niet.  Wat er ook gebeurt, u bepaalt het tempo van de finale.  U bepaalt de wendingen.  U bent de dirigent.  De protagonisten reageren op de bewegingen van uw baton, het dirigeerstokje.  
 
Uw roman verwordt tot een thriller.  Een whodunit.  Toch is het meer dan enkel dat.  Veel meer.  U slaagt er in doorheen het verhaal vele thema’s te doen binnensluipen.  Interessante thema’s.  Bruno is een bioloog.  Een fervent aanhanger van survival of the fittest.  Zijn gedachten kruiden het boek.  Gedachten, die tot nadenken stemmen.  Gedachten, die de wenkbrauwen doen fronsen.  We horen echo’s over het debat rond de maakbare mens.  De designerbaby.  Dat alles vinden wij terug in uw boek.  Als lezer moeten we niet enkel meehollen in die razende finale.  Als lezer moeten we ook bij de les blijven.  Alert zijn en onze eigen houding tegenover de aangebrachte onderwerpen bepalen.
 
Kleinere overpeinzingen weeft u evenzo door het verhaal.  Over de geschiedenis.  Eén van uw protagonisten laat u zeggen dat niet de grote namen de geschiedenis hebben mogelijk gemaakt maar wel de kleine mannen.  Voorwaar een interessante stelling.  U laat uw gedachten ook gaan over de rol van de vader.  Over de dominantie.  Over de dierenwereld.  Over de zwermtechnologie.  Over voortplanting en de onderdrukking van de vrouw.  Over de evolutietheorie.  Zoals ik al zei, uw roman is zo veel meer.  Uw boek daagt uit.  Stemt tot nadenken.
 
Behalve die gedachten, deed uw boek nog iets anders.  Uw boek bracht mij in contact met een wereld, die ik onvoldoende ken.  De dierenwereld.  Jawel, ik heb gekeken naar Planet Earth.  Een meesterwerk van David Attenborough.  Na het lezen van uw boek moet ik tot de vaststelling komen dat vele beestjes mij totaal onbekend zijn.  De houtwormkever.  De veldparelmoervlinder.  De auerhoen.  Het Hiccul-paard.  De appelbloesemkever.  Het beerdiertje.  Voorwaar, een nieuwe wereld ging open voor mij.
 
U schreef een vijfsterrenroman.  Dat heb ik al gezegd.  Maar dergelijke beweringen mogen herhaald worden.  Moeten herhaald worden.  Uw boek voert de lezer naar een finale, die hem verweesd achterlaat.  Alhoewel de lezer een vermoeden kan hebben hoe het boek zal eindigen, spookt dat einde toch nog een tijdje door het hoofd van de lezer.  Zelfs dagen na het lezen van het boek.  Omdat de lezer zoekt naar enig begin tot begrip voor het gebeurde.  De lezer twijfelt.  Dat gevoel is akelig.  Is vreemd.  Alsof de lezer schrik heeft bij zichzelf enig begrip te ontdekken.
 
Beste Jan, ik wil u danken voor deze mokerslag.  Voor dit wondermooie boek.  Ik kijk nu al uit naar uw volgende.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 12 december 2017

Mijn reisverhaal Rusland. Een besluit.

Ik zit met mijn handen in het haar.  Ik staar naar een leeg blad.  Woorden lijken niet te komen.  Een besluit dreigt daardoor uit te blijven.  Reizen zonder het nemen van besluiten kan niet.  Een reis moet afgesloten worden.  Er moet teruggeblikt worden.  Indrukken moeten herkauwd worden.  Dat alles moet mij tot een besluit brengen.  Het lukt mij moeilijk.  Het draait niet vlotjes.
 
Hoe dat komt? Ik weet het niet.  Bij vorige reizen verging het mij anders.  Bij vorige reizen was ik nog maar pas thuis of ik kon de reis al positief afsluiten.  Alle opgedane indrukken en ervaringen brachten mij in een positieve sfeer.  Een sfeer die mijn visie op het bereisde land kleurde.  Bij sommige reizen was het zelfs zo dat ik meteen weer het vliegtuig wou opstappen om terug te keren.  Nu ben ik al een tijdje terug uit Rusland.  Nog steeds heb ik de reis niet kunnen afsluiten.  Omdat ik twijfel.  Ik balanceer.  Tussen gematigd positief en gematigd negatief.  Ik weet niet naar welke kant ik moet overhellen.  Misschien moet ik gewoon in het midden gaan staan.  In het midden tussen de twee uitersten.
 
Wij wilden naar Moskou reizen.  Naar Sint-Petersburg.  Dat hebben wij nu gedaan.  Wij hebben zelfs veel meer gedaan.  Wij reisden doorheen de Gouden Ring.  Over Moskou was ik enthousiast.  Over Sint-Petersburg was ik enthousiast.  Deze wereldsteden konden mijn verwachtingen inlossen.  In deze steden verdwaalde ik graag.  Maar wat met de rest? Novgorod? Kostroma? Rostov? Vladimir? Blij er geweest te zijn.  Dat wil ik niet ontkennen.  Maar ik voel bij mijzelf geen aanzet tot enthousiasme.  Dat ontbreekt.  Enkel Soezdal maakt hierop een uitzondering.  De herinnering aan dit gezellig stadje kan mij warm maken.  Kan mij begeesteren.
 
Vanwaar toch dat vreemde gevoel? Dat vreemde gevoel, dat mij tot twijfel brengt? Zou het de eentonigheid zijn? Zou het de te lange aaneenschakeling van kloosters, kerken en kremlins zijn? Het zou kunnen.  Misschien moet ik wel besluiten dat ik gedurende mijn hele reis nergens een vonkje vond, dat de geestdrift in mij kan doen ontbranden.  De gedrevenheid in mij.  De uitbundigheid in mij.  Dat noodzakelijk vonkje ontbrak.  Ik heb nochtans mijn best gedaan.  Ik keek rond mij heen.  Ik heb gezocht.  Helaas heb ik niet gevonden.  Ik bleef blind.  Ik bleef doof.
 
Nu zou u kunnen denken dat ik niks moois zag.  Uiteraard is dat niet zo.  Indien ik dat zou beweren, zou ik liegen.  Ik zag vele, mooie dingen.  In elke stad of stadje was er wel dat ene, dat mij deed wankelen.  In confrontatie met schoonheid ga ik wankelen.  In confrontatie met grootsheid ga ik wankelen.  Enkele wankelmomenten heb ik mogen ervaren.  Maar waarom dan toch die twijfel? Over die vraag denk ik al een tijdje na.  Ik besef nu dat het heel misschien die geïsoleerde momenten zijn, die mij doen twijfelen.  Het verbindende sausje ontbrak.  Het sausje, dat die momenten zou weten aan elkaar te rijgen.  Waardoor we tot die ene, globale indruk zouden kunnen komen.  Waardoor we tot dat ene overweldigende verhaal zouden kunnen komen.  Dat zou het kunnen zijn.  Of neen, dat is het.  Dat weet ik nu.
 
Heb ik dan spijt? Heb ik spijt dat ik doorheen Rusland reisde? Neen.  Spijt heb ik nooit.  Zeker niet bij reizen.  Elke reis is winst.  Elke reis is een stapje dichter bij de wijsheid.  De wijsheid, waar ik nog ver van verwijderd ben.  Rusland heeft mij niet enthousiast gemaakt.  Dat weet ik nu.  Rusland heeft mij wel wijzer gemaakt.  Ook dat weet ik nu.
 
Heel waarschijnlijk zal u denken dat ik Rusland achter mij laat.  Ongeïnteresseerd.  Dat is niet zo.  Ik laat het land niet los.  Want ik wil het begrijpen.  Ik wil de kans om het land ooit te begrijpen niet mislopen.  Ik zal dus blijven kijken.  Ik zal blijven luisteren.  Om heel misschien tot de vaststelling te moeten komen dat ik ziende blind was.  Dan zal ik moeten terugkeren.  Het kan gebeuren.  Tot dan blijf ik bij mijn weifelende verhaal.

donderdag 7 december 2017

Oproep tot een ander, humaner migratiebeleid. Brief aan Leoluca Orlando, burgemeester van Palermo.

Beste Leoluca,
 
Bijna twee maanden terug las ik een interview, dat De Standaard met u had.  Dat interview bleef in mijn hoofd spoken.  Toch reageerde ik niet.  Ik kwam niet tot het schrijven van een brief.  Nochtans was dat wat ik wilde.  Ik had evenwel andere dingen te doen.  Minder belangrijke dingen.  Druk, druk, druk.  Dat was mijn excuus.  Maar recente ontwikkelingen brengen mij eindelijk tot deze brief.  Omdat zwijgen niet langer meer te rechtvaardigen is.  Ik gang aan mijn bureau zitten.  Eindelijk zou die brief er komen.
 
In dat interview zei u enkele juiste dingen.  Dingen, die in het migratiedebat nauwelijks gehoord worden.  Gezegd worden.  Omdat luidere stemmen het debat overheersen.  Luidere stemmen, die enkel de negatieve aspecten van het migratieverhaal belichten.  Luidere stemmen, die enkel de angst voeden.  Daarom was uw getuigenis zo hoopgevend.  Zo anders.
 
In dat interview zegt u dat wie nu jong is zich zal schamen voor de vragen van zijn kleinkinderen.  Die jongeren zullen zich schamen als hun kleinkinderen vragen hoe hun grootouders tegenover migratie stonden.  Als die kleinkinderen vragen stellen bij het Europese migratiebeleid, dat wij vandaag als juist beoordelen.  Ik ben net geen vijftig.  Echt jong ben ik niet meer.  Toch voel ik vandaag die schaamte.  Ik voel schaamte omwille van de excuses.  Ik voel schaamte omwille van de inhumaniteit.  Die schaamte raakt mij diep.  In die mate zelfs dat ik woedend word.  Woedend als ik hoor dat politici komen aandraven met het te gemakkelijke excuus dat er geen draagvlak zou bestaan voor een alternatief menselijk beleid.  Dat stemt mij dieptriest.
 
Europese leiders verdedigen hun aanpak.  Als bewijs voor hun daadkracht verwijzen zij telkens weer naar hun deal met Turkije.  Die deal hield in dat vluchtelingen vanuit Griekenland zo snel mogelijk moesten teruggestuurd worden richting Turkije.  Tegelijk werd voorgesteld om vanuit Istanbul een legale migratieroute te openen naar Europa.  Die deal blijkt nu een lege doos te zijn.  Dat zegt Gerald Knaus, de bedenker van de vluchtelingendeal met Turkije.  Hij zegt dat Griekenland er nog altijd niet in slaagt om asielaanvragen binnen een redelijke termijn af te handelen.  Daardoor worden er nauwelijks mensen teruggestuurd naar Turkije.  Tegelijk worden er in het kader van de hervestiging van vluchtelingen vanuit Turkije nauwelijks mensen naar hier overgevlogen.  Het resultaat is dat duizenden mensen vastzitten in tentenkampen op Lesbos en Chios.  In mensonwaardige omstandigheden.
 
Vorige weken was er de heisa over mishandelingen en verkrachtingen in Libische detentiecentra.  Zelfs in de officiële kampen van de Libische regering.  Er werden zelfs beelden getoond van slavenveilingen nabij Tripoli.  Europa reageerde verontwaardigd.  Een hypocriete reactie, dat is wat ik dacht.  Europa investeert in de Libische regering en traint haar kustwacht.  Een kustwacht, die moet verhinderen dat vluchtelingen de oversteek wagen naar Italië.  Waardoor mensen blijven vastzitten in detentiecentra.  Waardoor mensen blijvend veroordeeld worden tot mensonwaardige omstandigheden.
 
Door dit alles zou een mens ontmoedigd raken.  Diezelfde mens zou bij de pakken kunnen blijven zitten.  Hulpeloos de armen laten hangen.  Vijfenzestig miljoen mensen waren vorig jaar op de vlucht voor oorlog.  Volgens Filippo Grandi, Hoog Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN, zijn dit onaanvaardbare aantallen.  Hij pleit voor vastberadenheid en moed.  Niet voor angst.  Een naïeve gedachte? Geenszins.  Europa kan en moet meer doen.  Enkele getallen maken dit pleidooi voor meer opvang geloofwaardig.  Het aanbieden van veilige routes voor mensen op de vlucht is een noodzaak.
 
De luidste stemmen roepen dat vluchtelingen in eigen regio moeten opgevangen worden.  Alsof dat niet zou gebeuren.  Volgend lijstje kan misschien ontnuchterend werken:
Libanon vangt één miljoen vluchtelingen op.  De verhouding van het aantal vluchtelingen op de totale bevolking is 1 op 5.
Jordanië vangt iets meer dan zevenhonderdduizend vluchtelingen op.  Verhouding: 1 op 13.
Turkije vangt meer dan drie miljoen vluchtelingen op.  Verhouding: 1 op 25.
Oeganda vangt iets meer dan één miljoen vluchtelingen op.  Verhouding: 1 op 35.
België vangt 42.237 vluchtelingen op.  Verhouding: 1 op 208.
 
Amnesty International heeft voorgerekend dat de tien niet-Westerse landen, die gezamenlijk meer dan de helft van het aantal vluchtelingen wereldwijd opvangen, samen slechts 2,5 procent van de wereldeconomie vertegenwoordigen.  Veel van die landen hebben niet de middelen om deze uitdaging alleen de baas te kunnen.  De geografische ligging van een land zou niet het enige criterium mogen zijn om te bepalen welk land verantwoordelijk is voor de opvang van vluchtelingen.  Gedeelde inspanningen kunnen de enige en humane oplossing zijn.
 
Hoe kunnen die gedeelde inspanningen ingevuld worden? Heel eenvoudig komt het erop neer dat landen toegang bieden tot hun grondgebied.  Dat kan enerzijds door asielzoekers die spontaan in een land aankomen bescherming te bieden.  Anderzijds kan proactief voorzien worden in legale toegangswegen voor mensen op de vlucht.  Humanitaire visa kunnen hiertoe een oplossing bieden.  Eén van de belangrijkste instrumenten evenwel is hervestiging.
 
In 2018 zal België vijfhonderd vijftig vluchtelingen hervestigen.  In 2015 waren het er slechts tweehonderd zesenzeventig.  In 2016 waren het er vierhonderd tweeënvijftig.  Deze getallen tonen aan dat België zeer dringend een tandje moet bijsteken.  Het hervestigingsaantal moet aanzienlijk hoger.  Net als alle andere, Europese landen.  Enkel dat zou getuigen van een echt daadkrachtig en humaan beleid.  In tegenstelling tot het beleid van vandaag, dat enkel hogere barrières opwerpt en de mensensmokkelaars rijker maakt.
 
Beste Leoluca, misschien dacht u dat ik u even kwijt was.  Ik beken, ik liet mij even gaan in voorgaande argumentatie.  Maar ik keer terug naar u.  Naar uw interview.  U zegt dat de Europese Unie het recht op asiel erkent maar dat de EU het tegelijkertijd levensgevaarlijk maakt om van dat recht gebruik te maken.  U gaat verder door te zeggen dat een dergelijk beleid moedwillig en actief het leven in gevaar brengt van mensen.  Terecht stelt u dat het basisprincipe van mobiliteit een mensenrecht is.  
 
In oktober las ik uw interview.  Ik kreeg een warm gevoel.  Ik kon bijna huilen.  Omdat ik besefte dat u het als politicus aandurft een ander verhaal te vertellen.  Een positief verhaal.  Een juist verhaal.  Uw verhaal deed mij beseffen dat heel waarschijnlijk vele anderen uw standpunten delen.  Maar dat die anderen niet durven rechtop te staan.  Dat die anderen niet worden gehoord.  Omdat zij te stilletjes praten.  Dat mag niet.  Dat kan niet.  Wij moeten rechtop staan.  Wij moeten aan onze leiders tonen dat een ander humaan beleid wel gedragen wordt door een meerderheid.  Een meerderheid, die verkoos te zwijgen.  Dat zwijgen wil ik van mij afschudden.  Die schaamte wil ik van mij afschudden.  Ik wil het anders.  Wij willen het anders.  Niet straks.  Niet later.  Maar nu.  Meteen.
 
Beste Leoluca, ik wil u danken dat u mij wakker schudde.  Dat u mij aanspoorde rechtop te staan.  Niet te zwijgen.  Maar te praten.  Te blijven praten.  Tot wij gehoord worden.

Met vriendelijke groeten.