vrijdag 30 januari 2015

Het lichtfestival. Ga dat zien!

Lichtfestival 2015.  Al enkele maanden stond het met stip genoteerd in onze agenda.  Al maanden hadden wij ons voorgenomen de eerste dag te gaan.  Buiten het weekend.  Om zo weg te blijven van die verwachte grote overrompeling.  Gisteren was het dan zover.  Gisteren stonden wij in het centrum van Gent.  In het kuipken.  Klaar voor onze eerste avond.  Want dat hadden wij ook al besloten.  Voor het hele parcours zouden wij twee avonden uittrekken.  Niet omdat wij twijfelen aan onze conditie.  Die basisconditie is bijna optimaal.  Daar werken wij hard aan.  Wel twee avonden omdat wij ten volle willen genieten.  Omdat wij voor alles voldoende tijd willen nemen.  Omdat wij de indrukken ten volle willen opnemen en laten bezinken.  Een rustig tempo dus.  Dat hadden wij ons vooraf voorgenomen.
 
Licht.  Het is een evidentie.  Bij de aanwezigheid van licht stellen wij nauwelijks nog vragen.  Het wordt donker.  Licht wordt aangeschakeld.  Zo werkt het.  Een automatisme is het geworden.  Wij lopen doorheen het licht.  Doorheen een verlicht huis.  Doorheen een verlichte straat.  Doorheen een verlichte stad.  Doorheen een verlichte wereld.  Donkerte is ver weg.  Lijkt niet meer te bestaan.  Licht heerst.  Licht regeert.
 
Het lichtfestival confronteert ons opnieuw met die aanwezigheid.  Het doet ons opnieuw kennismaken met het licht.  Het voelt alsof twee vrienden, die elkaar al jarenlang uit het oog verloren hebben, opnieuw met elkaar in contact komen.  Alsof wij elkaar opnieuw leren kennen.  In die hernieuwde kennismaking zien wij wat de verschillende functies van het licht kunnen zijn.  Functies, die wij vergeten lijken te zijn.  Het doet ons met andere woorden stilstaan bij het licht.  Het doet ons met andere ogen kijken naar datzelfde licht.  Datzelfde licht, dat wij als doodnormaal zijn gaan beschouwen.
 
Licht? Het verbindt.  Het schept afstand.  Het verbergt.  Het verhult.  Het openbaart.  Het bedriegt.  Het vervalst.  Het schept duidelijkheid.  Het doet twijfelen.  Het beklemtoont.  Het duwt naar de achtergrond.  Het werpt schaduwen.  Het weerspiegelt.  Het lijkt te fluisteren.  Het doet verstillen.  Het maakt rustig.  Het hitst op.  Het verruimt.  Het verkleint.  Het doet nadenken.  Het geeft antwoorden.  Het betovert.  Het beangstigt.  Het is hard.  Het is zacht.  Het is onopvallend aanwezig.  Het knalt in het gezicht.  Het verwondert.  Het verbaast.  Het verenigt.  Het schept vertrouwen.
 
Licht? Het is magisch.  Kinderlijk.  Het is poëtisch.  Hartverwarmend.  Het is verhalend.  Woordenrijk.  Het is fantasievol.  Surrealistisch.  Het is symfonisch.  Klankvol.  Het is dansbaar.  Beweeglijk.  Het is intiem.  Dromerig.  Het is intens.  Emotioneel.  Het is grappig.  Confronterend.  
 
Gisteren heb ik het licht gezien.  Opnieuw.  Bewust.  Het was een fantastische ervaring.  Bijna was het een trip.  Een wandeling doorheen een vreemd landschap, dat toch vertrouwd aanvoelde.  Want in dat vreemde, feeërieke landschap figureert die ene hoofdrolspeler.  Die hoofdrolspeler, dat is de stad.  Dat is Gent.  Die stad is mij vertrouwd. 
De stad zelf speelt met overtuiging zijn heerlijke rol in dit nieuw geschreven verhaal.  Het licht doet de stad schitteren.  Het licht toont een wonderbaarlijke en mooie stad.  Want dat is wat het licht bij mij teweegbrengt.  Het licht herbevestigt mijn liefde voor deze toch wel unieke stad.  In die bekentenis kan u enig chauvinisme lezen.  Voor deze ene keer mag het.  Zonder enig voorbehoud.  Zonder enige gêne.
 
Ik ben reeds geweest.  U wil hoogtepunten van mij horen.  Toppers.  Aanraders.  Indien u dat wenst van mij, moet ik u teleurstellen.  Ik doe het niet.  Omdat ik een beunhaas ben? Neen, zeer zeker niet.  Wel omdat ik u het plezier van het zelf ontdekken niet wil ontnemen.  U hoeft niet van topper naar topper te crossen.  U moet het langzaam doen.  Rustig.  Net als mij.  Enkel zo kan u genieten.  Enkel zo kan u overdonderd worden.  Het is mij gebeurd.  Het zal u eveneens gebeuren.  Daarvan ben ik overtuigd.
 
 

Goede voornemens? Totaal niet. Of toch?

Goede voornemens.  Bij het begin van een nieuw jaar wordt telkens gevraagd naar die voornemens.  Ik vind dat een nogal bizarre vraag.  Alsof het voorbije jaar op alle of toch vele vlakken mislukt is en een bijsturing absoluut noodzakelijk is.  In die vraag lees ik een beschuldiging.  Daarom zal ik nooit antwoorden op een dergelijke vraag.  Omdat ik die beschuldiging afwijs.  Om dezelfde reden maak ik nooit goede voornemens.  Ik leef mijn leven.  Zonder ook maar enige behoefte aan vooraf uitgezette ‘beleidslijnen’.
 
Elk jaar lachte ik die vraag weg.  Op mijn onweerstaanbare lach, volgde doorgaans een herhaling van de vraag.  Of ik toch geen goede voornemens had? Neen, dat was mijn korte antwoord.  Ik deed niet mee aan die gekke gewoonte, zo ging ik verder indien zij toch bleven aandringen.  Om dan toch weer te eindigen met een lach.  Alsof die hele conversatie door mij werd ervaren als één grote grap.
 
Dit jaar was geen uitzondering.  Mijn nieuwjaarsbrief was net dezelfde als de vorige jaren.  Een leuk en boeiend jaar, dat zou het worden.  Een leuk en boeiend jaar waarin alweer geen plaats was voor enig goed voornemen.  Of toch niet.  Toch niet helemaal.  Januari is nog niet voorbij of ik heb toch één goed voornemen.  Eén goed voornemen als uitzondering op de regel.  Ik zou geen alcohol drinken.  Dat nam ik mij voor.  Om welke periode het zou gaan, daarover bleef ik in het vage.  Ik zou geen alcohol drinken zonder daarbij een einddatum te vermelden.
 
Waarom geen alcohol meer? Ik ben geen zwaar drinker.  Laat daarover geen misverstand bestaan.  Een sociaal drinker, zo zou ik mij omschrijven.  Op tijd en stond lust ik wel eens een biertje.  Heel af en toe lust ik wel eens meerdere biertjes.  Tijdens en na een concert.  Na de film of toneel.  Op feestjes.  Steeds bleef ik binnen of (heel uitzonderlijk) net op de aanvaardbare grenzen.  Waarom laat ik mij dan verleiden tot een dergelijk voornemen? De reden is simpel.  Bijzonder eenvoudig.  Al enkele maanden had ik een slechte nachtrust.  Ik sliep onvast.  Herhaaldelijk werd ik wakker.  Geheelonthouding kon misschien een oplossing bieden.  Over de effecten van alcohol op de nachtrust had ik wel al eens iets gelezen.  Die effecten waren niet gunstig.  Daarover waren alle experts het eens.  Ik zou de proef op de som nemen.
 
Met dit experiment waande ik mij een unicum.  Met dit voornemen stond ik alleen, zo meende ik.  Ik was een voorloper, zo dacht ik.  De ontnuchtering volgde snel.  Eén maand zonder alcohol, het blijkt een trend te zijn.  In Scandinavië doen zij het al lang.  Nu lijkt die trend naar België over te waaien.  Dat las ik in kranten.  Plots besteedden kranten hieraan grote aandacht.  Ik was mij van dat alles niet bewust.  Totaal onbewust bleek ik de nieuwste hype te volgen.  Totaal onwetend werd ik opgenomen in een groot peloton van tijdelijke geheelonthouders.
 
Aanvankelijk was het begonnen om een goede nachtrust.  Nu blijkt een tijdelijke stop ook nog andere voordelen te hebben.  Voordelen met een onmiddellijke weerslag op de gezondheid.  Verlaging van de cholesterol.  Gewichtsverlies.  De huid droogt minder snel uit.  Eigenlijk komt die tijdelijke stop neer op een ontgiftigingsproces, zo geven geneesheren-specialisten aan.  Al die factoren lijken mij nog meer te sterken om het eventjes uit te proberen.  Om te zien en te ervaren welke weerslag het op mijn lichaam zal hebben.  Ik ben benieuwd.  Benieuwd naar de resultaten.
 
Voor eventjes dus geen aperitief.  Doe mij maar een fruitsapje.  Voor eventjes dus geen digestief.  Doe mij maar een theetje.  Voor eventjes dus geen pintje.  Doe mij maar een bionade.
 
Het worden spannende tijden.  Het worden boeiende tijden.  Voor één maand? Voor meerdere maanden? Dat weet ik niet.  Alleszins tot het volgende pintje.  Dat weet ik wel.  Alleen kan ik nu nog niet zeggen wanneer dat volgende pintje er aan komt.

woensdag 28 januari 2015

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Dag 13: Uyuni.

Vandaag staat de zoutvlakte op het programma.  Volgens sommigen moet dit het hoogtepunt worden van de reis.  Of toch één van de hoogtepunten.  Toch rijden wij niet rechtstreeks de zoutvlakte op.  Wij maken een klein omweggetje.  Hoogtepunten moeten zo lang mogelijk uitgesteld worden.  Zachtjes opbouwen naar een climax, dat is het echte werk.  Het betere werk.
 
Eerst gaan wij naar het kerkhof.  Geen gewoon kerkhof.  Hier rusten oude treinen.  Zij staan te genieten van hun pensioen.  Glimmen doen die treinen niet meer.  Neen, de tijd heeft zijn tol geëist.  Verroeste nostalgie, dat is wat het is.  Een herinnering aan tijden waarin men hoopte Uyuni uit te bouwen tot een belangrijk knooppunt in het Boliviaanse treinverkeer.  Heel even leek het dit te worden.  De aanleg van de spoorweg startte in 1888 en eindigde in 1892.  Maar in de jaren ’40 van de vorige eeuw raakte de spoorweg in verval, samen met de mijnindustrie.  Even werd gedacht aan een openluchtmuseum.  Een museum waarin treinen en locomotieven zouden tentoongesteld worden.  Met het verzamelen werd begonnen.  Vele treinen werden naar Uyuni gebracht.  Het realiseren van het museum bleef evenwel achterwege.  



Het niet realiseren van dat spoormuseum zouden wij kunnen betreuren.  Treinen werden nonchalant overgelaten aan de wisselende weersomstandigheden.  Geen enkel respect voor dit industriële verleden.  Die totale afwezigheid van respect heeft echter iets anders gecreëerd.  In de plaats kwam een heel apart decor.  Een decor van roest en verwrongen ijzer.  Wat kan hiervan de meerwaarde zijn? Wat kan de aantrekkingskracht zijn van een hoopje (of een hele hoop) oud ijzer? Heel wat, dat moeten wij erkennen na ons bezoek.  Er is die speciale interactie tussen die treingeesten en die aparte natuur.  Die interactie werkt.  Met een beetje verbeelding kunnen wij die tijdsgeest van de late negentiende eeuw terughalen.  Musea zijn niet altijd noodzakelijk.  Soms kan fantasie ook het nodige aanbrengen.

 
Dat decor lijkt zich uitstekend te lenen voor fotoshoots.  Dat doen wij.  Lang en uitgebreid.  Wij zoeken de beste locaties.  Gaan op zoek naar de grappigste foto.  Toeristen vervellen tot fotomodellen.  Fotomodellen zonder streken.  
 
Die fotosessie kon eindeloos doorgaan.  Maar het moet stoppen.  Wij moeten voort.  Naar Colchani, onze laatste halte vóór wij de zoutvlakte oprijden.  Hier krijgen wij van een deskundige uitleg over het winnen van zout.  Hij vertelt over de manier waarop het zout verwordt tot dat zout, zoals wij het kennen in onze keukens.  Ik had een ingewikkelde uiteenzetting verwacht.  Een uiteenzetting vol chemische processen, waarbij ik al snel zou moeten afhaken.  Ik moet bekennen, chemie was niet meteen mijn beste vak.  Mijn vrees was gegrond.  Maar die moeilijkheid lijkt al bij al nogal mee te vallen.  Het is zelfs poepsimpel.  Eerst wordt het natte zout, met vrachtwagens aangeleverd vanuit de zoutvlakte, gedroogd op een heet gemaakt platform.  Op dat platform wordt het zout herhaaldelijk gedraaid en gekeerd om het klonteren tegen te gaan.  Het gedroogde zout wordt dan afgekoeld.  Het afgekoelde zout wordt tenslotte in een molentje gemengd met jodium waarna het via een trechtertje wordt opgevangen in een zakje.  Het eindproduct is klaar.  Meer hoeft niet verteld te worden.  Dit is het hele procedé.  Meer heeft het niet om het lijf.
 
Wij hebben lang genoeg gewacht.  Wij zijn voorbeeldig geweest.  Hebben voldoende geduld betracht.  Nu gaan wij op weg naar de climax.  De zoutvlakte.  Wat ik zie, is moeilijk te omschrijven.  Het valt gewoonweg niet te beschrijven.  Want elke beschrijving zou dit schouwspel oneer aandoen.  Elke beschrijving zou te kort schieten.  Wat kan ik dan zeggen? Wit, wit, wit, wit, wit, wit, … Wit, wit, wit, wit, wit, wit,   Dat zou ik eindeloos kunnen herhalen.  Pagina’s lang zou ik dit kunnen aanhouden.  Het zou de grootsheid moeten voorstellen.  Die uitgestrektheid zou ik enkel op die manier kunnen duiden.  Of ik zou er getalletjes kunnen bijhalen.  Die cijfers kunnen ook al iets duidelijk maken.  De zoutvlakte heeft een totale oppervlakte van 13.000 km².  U knippert met de ogen.  U denkt, dat is heel wat.  Maar toch is het niet tastbaar genoeg.  Laat mij nog een poging ondernemen.  De hele zoutvlakte is een derde van België.  Eén derde van het Belgische grondgebied.  Nu wordt het toch iets duidelijker.  Nu kunnen wij er ons iets bij voorstellen.


 
In vier jeeps scheuren wij over die witte zoutvlakte.  In die jeeps hebben wij alles.  Zelfs een kokkin rijdt met ons mee.  Zij heeft alles bij haar.  Alle ingrediënten om een heerlijke maaltijd te bereiden.  Want dat gaan wij doen.  Eten op de zoutvlakte, het is eens iets anders.  Onze chauffeurs speuren naar een uniek plekje.  Maar elk plekje is uniek.  Kiezen is niet moeilijk.  Na een tijdje doorgereden te hebben, houden zij halt.  Hier zullen zij hun restaurant inrichten.  Een pop-up.  Niet voor één maand.  Wel voor één dag.  Een eendagsrestaurant.  De jeeps worden in een u-vorm tegen elkaar gezet.  Middenin komen de tafels en de stoelen.


 
Wij mogen nog niet meteen aan tafel.  Nog even wachten.  Onze kokkin moet nog wat kokerellen.  In die tussentijd vermaken wij ons.  Gekke foto’s worden genomen.  Gekke foto’s, waarbij het optisch bedrog de hoofdrol speelt.  Op één dag twee fotoshoots.  Het modellenwerk heeft geen geheimen meer voor ons.  Gewillig buigen wij ons naar de camera toe.  Spontaan glimlachen wij.  Met het grootste gemak nemen wij de meest verleidelijke poses aan.  De camera is onze vriend.  Onze beste vriend.  Wij stellen de camera niet teleur.  En omgekeerd ook niet.  Vriendschap werkt langs twee kanten.
 
Dan worden wij aan tafel geroepen.  In die verblindend witte uitgestrektheid mogen wij aan tafel.  Deze ervaring is uniek.  De maaltijd mag dan wat gewoontjes zijn, de omstandigheden zijn uitzonderlijk.  De kip smaakt overheerlijk.  Nog nooit was een gewoon kipje zo lekker.  Die uitzonderlijke omstandigheden kruiden de kip.  Wij proeven die omstandigheden in die kip.  Dat alles samen doet ons besluiten dat wij te gast zijn in een driesterrenrestaurant.  Ik besef het, de culinaire recensenten van Michelin zijn hier nog niet gepasseerd.  Zij hebben nog niet op een deskundige wijze hun licht laten schijnen over dit adresje.  Wij hebben dat gedaan in hun plaats.  Voor die ene keer wanen wij ons een professionele criticus.  Ons besluit is kort en eenvoudig.  Een kipje kan in uitstekend gezelschap garant staan voor ontelbare sterren.  Voor niet te tellen koksmutsen.  Kreeft, kaviaar of oesters zijn dan helemaal geen vereiste.  In de zoutvlakte van Uyuni worden wij culinair verwend.  Wij wanen ons de koning te rijk.
 
Wij gaan nog niet naar huis.  Bijlange niet.  Zolang de lepel in de rijstpap staat.  Wij blijven nog even.  Na de maaltijd wordt alles nog wat gekker.  Wij lijken wel gekken.  Gezonde gekken, laat daarover geen misverstand bestaan.  In elke mens moet een zekere dosis gekheid schuilen.  Zonder die noodzakelijke dosis wordt het leven saai.  Kleurloos.  In ons groepje lijkt iedereen wel over een zekere dosis te beschikken.  In dat plotseling ontstane gekkenhuis speelt iedereen zijn rol.  In polonaise stappen wij over de zoutvlakte.  Rondjes draaiend zingen wij liederen.  Uit volle borst.  Vlaamse schlagers, kerkliederen, alle grote hits passeren de revue.  Dit is onvergetelijk.  Dat beseffen wij.  Dat voelen wij.  Daarom worden wij net dat ietsje uitbundiger.  Dat ietsje luidruchtiger.
 
Wij lachen.  Luidop en hard.  Maar dan komt dat varkentje met een lange snuit.  Ons vertellingsken is uit.  Wij moeten voort.  Andere dingen moeten gezien worden.  Wij rijden door naar Isla Incahuasi.  Het cactusseneiland.  Het grote cactusseneiland.  Tot vandaag dachten wij geen last te hebben van hoogteziekte.  Dat lijkt vandaag anders.  Wij hallucineren.  In die cactussen zien wij plots allerlei vormen.  Een marktkraamster.  Een lama.  Een rondborstige vrouw.  De fantasie gaat op de loop met ons.  Wij volgen.  Met alle plezier.  Dat cactusseneiland verwordt eensklaps tot een wassenbeeldenmuseum.  Het lijkt wel of Madame Tussaud hier onlangs is gepasseerd en stekelige wassenbeelden heeft achtergelaten.



 
Wij keren terug naar ons hotel.  Dit hoogtepunt is voorbij.  Voorgoed zit het in onze hoofden.  Opgeslagen om heel af en toe naar terug te grijpen.  Om te herinneren.  Om terug te denken en wederom spontaan te gaan lachen.  Want dit is wat wij zeker weten, deze dag was fantastisch.  Niks valt er op af te dingen.  

 
’s Avonds gaan wij nog snel even naar de lokale markt.  Alles is hier te krijgen.  Wij noemen het, zij hebben het.  Televisies, koelkasten, sloten, messen, truien, souvenirs, dvd’s en cd’s, … Alles wordt hier aangeboden.  Zelfs Llama Sperm.  Dat is wat ik zie en lees wanneer ik passeer aan de Extreme Fun Pub, een bar aan de markt.  Ik weet niet wat het is.  Ik durf het niet te vragen.  Ik vermoed dat het een cocktail is.  In een funnerige pub moet dat kunnen.  In een dergelijke bar verwacht ik wel een barman met een buitenissige hersenkronkel.  Ik probeer die cocktail alleszins niet.  Ik wil gaan slapen met die zoutvlakte in mijn hoofd.  Dat zal mij zoete dromen schenken.  Gaan slapen met Llama Sperm in mijn hoofd zal mij andere kinky dromen schenken.  Die wil ik niet.  Geef mij maar die zoete droom.
 
Volgende aflevering (dag 14) op maandag 02/02.

maandag 26 januari 2015

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Dag 12: La Paz - Uyuni.

De zoutvlakte van Uyuni, dat wordt onze bestemming voor vandaag.  Maar wij staan daar niet onmiddellijk.  Een stevige busrit wacht ons.  De teletijdmachine van professor Barabas had nuttig kunnen zijn.  Maar die machine bestaat enkel in stripverhalen.  Jammer.  In plaats daarvan stappen wij de bus op.  Twaalf uur rijden, waarvan het grootste deel over onverharde wegen.  Jawel, het leven van een toerist kan zwaar zijn.  Wij zijn evenwel vastbesloten.  De zoutvlakte wordt één van de hoogtepunten.  Dat denken wij.  Bijna zijn wij hiervan overtuigd.  Voor schoonheid zijn wij graag bereid een beetje af te zien.  
 
Bij het begin van de reis had men ons gewaarschuwd.  Reizen doorheen Zuid-Amerika heeft zijn eigen dynamiek.  Een dynamiek, waarop de reiziger nauwelijks enige impact heeft.  Een reis kan vooraf gepland worden.  Reisschema’s kunnen opgesteld worden.  Vertrektijden en aankomsttijden kunnen berekend worden.  Maar doorheen kunnen allerlei, onverwachte dingen sluipen.  Tot vandaag bleven wij hiervan gevrijwaard.  Alles verliep vlot.  Niks strooide roet in het eten.  Elke verplaatsing verliep vlekkeloos.  Maar vandaag zal het anders zijn.  Wij zullen die eigen dynamiek aan den lijve ondervinden.
 
De dag begint nochtans goed.  Akkoord, wij vertrekken een half uurtje later.  Maar dat is eigen aan het hectische verkeer in La Paz.  Onze buschauffeur is van goede wil maar hij moet zich inpassen in de chaotische verkeersstroom van La Paz.  Stilstaan in de file, het is geen uniek Belgisch fenomeen.  Het bumperkleven wordt hier tot kunst verheven.  Met slechts een half uurtje vertraging komt hij aan bij het hotel.  Niks klagen, de bus op.  Het spel moet gespeeld worden.  Opstoppingen maken deel uit van het spel.  Zagen en klagen helpt ons niet vooruit.
 
Vanuit België bereiken ons berichten over wilde stakingen.  De vakbonden gaan wild tekeer tegen de bezuinigingsplannen van de federale regering.  Wij zijn evenwel in Bolivia.  Ver van België verwijderd.  Een ver-van-mijn-bedshow, dat zouden wij kunnen denken.  Wij denken verkeerd.  Stakingen blijken een gegeerd protestmiddel, waarvan niet enkel de Belgische vakbonden gebruik maken.  Sociale onrust woedt ook in andere landen.  De chauffeurs van minibusjes zijn in staking.  Zij grijpen naar de grove middelen.  Een wegblokkade, dat lijkt voor de Boliviaanse syndicalisten een juiste reactie.  Die blokkade strooit zand in de wielen.  Een eigen dynamiek begint te leven.  De waarschuwingen vooraf blijken dan toch niet voorbarig te zijn.
 
Het improviseren kan beginnen.  Alternatieve routes worden overwogen.  Routes, die ons wegvoeren van de blokkades en ons toch op de juiste weg brengen.  Een niet evidente zoektocht zonder gps.  Dat wij het niet weten, kan ons niet ten kwade geduid worden.  Wij zijn toeristen.  Bolivia is niet meteen onze achtertuin.  Wat het allemaal evenwel veel erger maakt, is dat de chauffeur zelf het niet echt meer weet.  Dat lijkt ons voor een onoverkomelijk probleem te plaatsen.
 
Verder rijden zonder echt te weten waarheen lijkt geen al te beste optie.  Wij gaan aan de kant.  Wij stoppen in een dorpje.  Hier zullen wij wachten.  Tijd nemen om een werkbaar plan uit te tekenen.  Dat plan krijgt al snel vorm.  Wij zullen wachten op andere bussen van dezelfde reisorganisatie.  Over de telefoon worden zij tot bij ons gegidst.  In colonne zullen wij verder rijden.  Als Belgen weten wij dat eendracht macht maakt.  Die wapenspreuk zullen wij vertalen naar de praktijk.  Een holle slogan krijgt plots een tastbare invulling.
 
Het is middag.  Er moet gegeten worden.  Zelfs in dit onooglijke dorpje hebben wij keuze.  Wij kunnen kiezen voor het plaatselijke restaurant.  Of wij kunnen naar een winkeltje gaan.  Wij kiezen voor het winkeltje.  Daar zullen wij onze inkopen doen.  Vandaag blijkt de sluitingsdag te zijn.  Wij staan voor gesloten deuren.  Enkele Peruanen, die aan het winkeltje hun middagdutje doen, geven ons met handen en benen te verstaan dat wij moeten aankloppen.  Wij doen dat.  Dit lijkt de juiste toverspreuk te zijn.  De uitbaatster van het winkeltje komt aan de deur en opent het raampje.  Wij mogen de winkel niet binnen maar vanuit het raampje kunnen wij de gewenste producten aanwijzen.  Na ons gaat het raampje opnieuw dicht.  Het is sluitingsdag.  Maar wij hebben ons eten.  Wij kunnen onze buikjes rond eten.


Terwijl wij aan dat winkeltje onze lunchbox samenstellen, krijgen wij het gezelschap van een schoolmeisje.  Haar leeftijd kan ik niet schatten.  Durf ik niet te vragen.  Ik ben een gentleman.  Dan worden leeftijden niet gevraagd.  Ik kan enkel spreken van een jong meisje.  Een moeilijk te dateren meisje.  Snel plaatst zij haar bestelling.  Een minieme bestelling.  Enkel één potje lijm.  Met die lijm zullen geen prentjes gekleefd worden.  Dat kunnen wij al snel besluiten.  Zij is nog maar net weg of wij zien hoe zij haar neusje aan die pot zet.  Lijm snuiven, dat is wat zij doet.  Waarom toch? Die vraag flitst door mijn hoofd.  Ik wil niet veroordelen.  Bovenal wil ik begrijpen.  Ik kijk rondom mij.  Ik zie enkel desolaatheid.  Dit dorpje heeft nauwelijks iets te bieden aan een jong meisje.  In niks wordt zij uitgedaagd.  In niks kan zij vertier vinden.  Of toch, in dat ene potje lijm.


 
In onze afwezigheid is uiteindelijk een oplossing gevonden.  De restaurantuitbater biedt zichzelf aan als gids.  Als gps.  Hij zal ons omheen de wegblokkade leiden.  Hij kent de binnenwegen als zijn broekzak.  Die binnenwegen zijn nauwelijks te berijden.  Zandwegen, dat zijn het.  Stapsgewijs vorderen onze bussen.  Zandwolken stuiven hoog op achter onze bussen.  In de bussen worden wij heen en weer geschud.  Maar wij rijden.  Wij gaan vooruit.  Tot wij opnieuw op een te berijden weg uitkomen.  Een asfaltweg.  Onze tijdelijke gids is geslaagd in zijn opzet.  Niet alleen heeft hij de hongerigen te eten gegeven.  Hij heeft de dolenden ook terug op het juiste pad gezet.  De aanvraag tot heiligverklaring van deze man is onderweg.  Deze man heeft een mirakel bewerkstelligd.
 
Tijdens ons omweggetje doen wij een ietwat vreemde vaststelling.  Hoop opgehangen aan lantaarnpalen zien wij poppen hangen.  Niet één keer maar meerdere keren.  Eén pop zouden wij hebben kunnen negeren.  Maar de herhaling van dit bizarre feit doet ons naar een verklaring zoeken.  Een restant van Halloween, zo dachten wij aanvankelijk.  Maar dat is het niet.  Die poppen houden een waarschuwing in.  Een waarschuwing aan mogelijke dieven of ander tuig.  Die poppen moeten suggereren dat betrapte misdadigers op een gelijkaardige manier om het leven zullen komen.  Hun straf wordt als het ware begrijpend uitgebeeld.  Oog om oog, tand om tand.  Dat is de rechtspraak van het volk.  In die kleine dorpjes is politie vaak afwezig.  Waarom dan wachten op politionele versterking? Bewoners nemen het recht in eigen hand.  Het lijkt mij een wreed spel.  Oneerlijk.  Onrechtvaardig.  Recht moet gesproken worden.  Niet genomen worden.
 
Onverharde wegen, zo was het ons verteld.  Het grootste deel van de rit zou over dergelijke wegen gaan.  Urenlang rijden wij langsheen een weg in aanleg.  Een autosnelweg in aanleg.  Bijna zijn deze wegen voltooid.  Enkel het asfalteren moet nog gebeuren.  Maar dat gebeurt niet.  Alsof men bang is voor die laatste fase.  Wegenbouw, het blijkt een project voor de langere termijn te zijn.  Intussen denderen wij voort over dat reservebaantje.  Nu eens links, dan weer rechts van die hoofdweg in aanleg.  Dat staat van het geïmproviseerde en tijdelijke wegendek zou een invloed kunnen hebben op de reistijd.  Maar die invloed is beperkt.  Ons busje is niet zomaar een busje.  Ons busje is een monsterbus.  Een monstertruck.  De bus hangt ongeveer een halve meter boven de grond.  De achterwielen zijn abnormaal breed.  Met dat karretje razen wij voort over dat baantje aan de zijkant.  Niet aan een gezapig tempo.  Gezapigheid is ons totaal vreemd.

 
 Wij rijden doorheen kleine, nauwelijks bewoonde dorpjes.  In sommige houden wij halt.  Voor die noodzakelijke sanitaire stop.  In dorpjes, waar bijna geen passage is, worden wij opgemerkt.  Dat kan niet anders.  Buitenaardse wezens, dat moeten wij voor hen zijn.  In winkeltjes worden wij, het onverwachte en vreemde gezelschap, aangegaapt.  Zonder enige gêne.  Er wordt gegrinnikt en schuchter weggekeken.  Wanneer wij hen aanspreken, kijken zij elkaar aan.  Zij barsten in lachen uit.  Die stotterende, stuntelige conversaties zijn dan ook best wel grappig.  Wij zorgen voor onverwacht entertainment.  Een onverhoopte afwisseling in die eindeloos lange en monotone dagen.
 
Een twaalf uur durende busrit.  Wat doet een mens tijdens een zo lange verplaatsing? Lezen.  Muziek beluisteren.  Slapen.  Dat allemaal kan gedaan worden.  Afzonderlijk.  Of tegelijkertijd.  Ik zou dat ook kunnen doen.  Maar ik heb een andere tijdsbesteding gevonden.  Een nuttige tijdsbesteding.  Ik tel.  Herhaaldelijke malen.  Langsheen de weg staan vele kruisjes.  Kleine monumentjes voor verkeersslachtoffers.  Minieme herinneringen aan accidenten met fatale afloop.  Die kruisjes ga ik tellen.  Aandachtig kijk ik rondom mij.  Geen enkel mag aan mijn aandacht ontsnappen.  Ik ben alert.  Mijn klein wetenschappelijk onderzoek levert een onthutsend resultaat op.  Omgerekend kom ik tot twee slachtoffers over een lengte van één kilometer.  Uitzonderlijk veel.  Vooral als wij in overweging nemen dat wij over rechte banen rijden.  Banen, waarbij zachte of scherpe bochten nauwelijks lijken te bestaan.  Immer gerade aus, zoals de Duitsers zeggen.  Lood- en loodrecht.  Eentonigheid blijkt dodelijk te zijn.
 
Maar die rechte banen kunnen ons niet verschalken.  Behouden en wel bereiken wij onze bestemming.  Wij staan in Uyuni.  Morgen de zoutvlakte op.  Maar nu eerst gaan slapen.  Niks doen en stilzitten, het kan best wel vermoeiend zijn.
 
Volgende aflevering (dag 13) op woensdag 28/01.

donderdag 22 januari 2015

Soldaten in de straat !? Brief aan Charles Michel, Jan Jambon en Bart De Wever.

Beste Charles,
Beste Jan,
Beste Bart,
 
Het Belgische leger in actie? Dan denken wij aan Libanon.  Aan Afghanistan.  Dan denken wij aan Mali.  Aan Irak.  In al die landen zijn onze jongens actief.  Tot voor kort dachten wij nooit aan de Belgische straten en pleinen.  Wij leven in vrede.  Vredestijd en soldaten, dat gaat niet samen.  Tot voor kort dachten wij dat dit een juiste gedachtegang was.  Nu moeten wij vaststellen dat wij het verkeerd voor hadden.  Wij dwaalden.  Politici, die het beste met ons voor hebben of menen te hebben, lijken plots heel anders te denken.  De recente gebeurtenissen in Frankrijk en België hebben hen tot die inzichten gebracht.
 
Na de aanslag tegen Charlie Hebdo en de gijzeling in een Joods warenhuis moesten alle veiligheidsmaatregelen aangescherpt worden.  Aangescherpt en uitgebreid.  Uit die update moest voldoende daadkracht blijken.  De regering wilde zo aantonen dat zij de juiste lessen trok uit die terreuracties.  Er werd gestreefd naar een juist evenwicht tussen preventie en repressie.  Over de noodzakelijkheid van de genomen maatregelen kan gediscussieerd worden.  Terechte vragen kunnen gesteld worden.  Wordt ons recht op privacy niet al te zeer ingeperkt? Wordt de actieradius van de veiligheidsdiensten niet al te zeer uitgebreid? Wordt de controle op de werking van de diensten voldoende gegarandeerd? In welke mate kan dit nieuwe pakket onze veiligheid garanderen?
 
Bij bepaalde maatregelen en beleidskeuzes plaats ik de nodige vraagtekens.  Bij één maatregel wens ik evenwel geen vraagtekens te plaatsen.  Omdat ik die maatregel zondermeer geschrapt wil zien.  Terwijl die andere maatregelen verondersteld worden de angst bij de burgers weg te nemen, doet die ene maatregel net het tegenovergestelde.  De inzet van onze soldaten voedt de angst.  Dat mag blijken uit het schrappen van een schooluitstap naar Brussel.  U mag deze reactie buitensporig en dom noemen maar toch is het een illustratie van mijn stelling.  Angst wordt niet kleiner.  Enkel groter.  Angst mag niet overheersen.  Dat is juist.  Maar angst mag zeker niet gevoed worden.  Ook dat is juist.
 
Maar meer nog dan die angst te voeden, creëert de aanwezigheid van soldaten in het straatbeeld een vals gevoel van veiligheid.  Ik hoef hiervoor enkel maar te verwijzen naar Parijs.  Vóór de aanslagen patrouilleerden in die wereldstad reeds soldaten.  Zelfs na de aanslag op Charlie Hebdo en een intussen verhoogde staat van paraatheid bij alle politiediensten kon Coulibaly behoorlijk gewapend een joods warenhuis binnenstappen om daar alle aanwezigen te gijzelen.  Hij kon dat zomaar.  Zonder ook maar één keer tegengehouden te worden.
 
Terroristen werken op een heel eigenzinnige manier.  Het uitgekozen doelwit is niet zo belangrijk.  Dat doelwit kan alles zijn.  Kan iedereen zijn.  Belangrijker voor terroristen is het effect dat zij met de uitgevoerde aanslag willen bereiken.  Het voornaamste effect is verdeeldheid zaaien.  Groepen tegen elkaar opzetten.  Gelovigen tegenover niet gelovigen.  Joden tegenover moslims.  Zij willen dat bepaalde groepen geviseerd worden.  Zodat uit die geviseerde groepen leden kunnen geworven worden.  Leden voor hun ‘rechtvaardige’ strijd.  Dat is wat zij willen.  Dat is wat zij doen.  Soldaten kunnen dan misschien verhinderen dat één specifiek doelwit wordt uitgekozen, zij kunnen niet vermijden dat andere, minder beschermde doelwitten worden uitgekozen.
 
Trek daarom die soldaten terug.  Onverwijld.  Onmiddellijk.  Wat moet er dan wel gebeuren? Ik heb zo een ideetje.  In een gecoördineerde actie wisten onze politionele diensten vorige week in Verviers een aanslag te verijdelen.  Het garanderen van de veiligheid lijkt wel een haalbare doelstelling voor deze diensten, zo mag blijken.  Zij demonstreerden met die laatste actie hun bekwaamheid in deze.  Hieraan mag niet getwijfeld worden.
 
Verbaasd was ik dan ook te lezen dat onze speciale eenheden voor deze actie leentjebuur moesten gaan spelen bij de Franse collega’s.  Helmen en flash-bangs moesten geleend worden.  Schreeuwen om soldaten op straat maar tegelijk moeten erkennen dat de federale politie geen of onvoldoende geld heeft voor materiaal en onderhoud.  Dat is wrang.  Bijzonder wrang.
 
Misschien zou het daarom geen slecht idee zijn bijkomend te investeren in ons politioneel apparaat.  Geen besparingen, wel bijkomende investeringen.  Ik sta niet alleen met die vraag.  Dat vraagt ook Catherine De Bolle, commissaris-generaal van de Belgische federale politie.  In een interview met De Standaard vraagt zij om bijkomende middelen.  Zij geeft aan dat de federale politie tussen 2011 en 2014 tachtig miljoen euro heeft moeten besparen.  Verder besparen is niet meer mogelijk.  Volgens haar is het vet van de soep.
 
Herhaaldelijk verwees premier Michel naar een spaarpotje van driehonderd miljoen euro voor onvoorziene uitgaven.  Uit die pot zou hij alle aangekondigde antiterreurmaatregelen willen bekostigen.  Zou het niet leuk zijn als bij het verdelen van die pot in het bijzonder zou gedacht worden aan onze politionele diensten?
 
Inzetten van soldaten.  Ik kan enkel lachen met zo veel dwaasheid.  Ik heb lange tijd gewacht met het schrijven van dit opiniestuk.  Omdat ik dacht dat u zelf tot inkeer zou komen.  Wij zijn nu één week verder.  De soldaten zijn er nog steeds.  Vandaar mijn oproep tot een verstandige terugtrekking.  Roep die soldaten opnieuw naar de kazernes.  Geef onze veiligheidsdiensten voldoende slagkracht.  Enkel dat zou getuigen van een klare en heldere geest.
 
Ik dank u.
 
Met vriendelijke groeten.

 

dinsdag 20 januari 2015

Glass van Isabelle Beernaert. Gezien in Capitole.

Beste Isabelle,
 
Ik zag uw twee voorgaande dansvoorstellingen.  Zaterdagavond zag ik uw nieuwste creatie.  Derde keer, goede keer.  Dat zou ik kunnen zeggen.  Toch doe ik het niet.  Want in dat veel gebruikte gezegde schuilt een onterechte beschuldiging.  Een onterechte beschuldiging tegenover u.  Dat gezegde zou immers suggereren dat de twee voorgaande voorstellingen wat minnetjes waren.  Dat ze ondermaats waren.  Dat waren zij geenszins.  Beide voorstellingen stonden op een hoog niveau.  Een niveau waar kwaliteit de regel zet.  U ziet, dat gezegde droeg geen enkele waarheid in zich.  Het enige wat waar was, is dat ik u een derde keer zou zien.  Ik keek enorm uit naar deze nieuwe ontmoeting.
 
You can’t find peace by avoiding life.  Rond die quote uit The Hours wordt de voorstelling opgebouwd.  Die quote is de kern.  De boodschap.  Uw dansers verbeelden die stelling.  Zij staan in dat leven.  Niet aan de rand, als toeschouwer.  Wel in het centrum, als actieve deelnemer.  Door dat leven razen zij.  Lopen zij.  Strompelen zij.  Met vallen en opstaan proberen zij iets van het leven te maken.  Door steeds maar weer te blijven gaan hopen zij van het leven, dat toch een prachtig geschenk is, iets unieks te maken.  Iets wat hen onderscheidt van de grijze massa.  Die grijze massa willen zij ontvluchten.  Zij willen er bovenuit steken.  In die pogingen botsen zij vaak.  Vaak maar bovenal hard.  Vaak knallen zij met hun gezicht tegen de muur.  Vaak struikelen zij over te grote obstakels.  Maar ondanks alle problemen pakken zij zich telkens weer op.  Telkens weer rapen zij al hun moed bijeen om toch maar weer een poging te ondernemen.  Een nieuwe poging.  Een zoveelste poging.
 
Deze voorstelling is een trendbreuk.  Een bewuste trendbreuk, zo voelt het aan.  U wou even weg van het populaire.  U wou andere horizonten verkennen.  U keerde zich weg van het licht.  Donkerte overheerst in deze voorstelling.  Misschien niet in de kleuren, wel in de emotionaliteit.  Die emotionele geladenheid is zwart.  Zwaar op de hand.  Dat blijkt ook uit de keuze van de muziek.  Geen leuke deuntjes.  Geen hits.  Geen meezingers.  De muziek is moeilijker verteerbaar.  Een aanvulling en versterking van de dans.  Zoals het moet.  Zoals het hoort.
Het wordt geen ‘walk in the park’.  Dit voelt als een slag in het gezicht.  Een stomp in de buik.  Zo komt het over.  Zo interpreteer ik dit stuk.  U doet een oproep.  In die voorstelling ontdek ik een megafoon waardoor u luid roept het leven te omarmen.  Niet bang afwachten.  Wel het leven instappen met overtuiging.  Met goesting.
 
Dat is wat uw dansers doen.  Ondanks alle pijn blijven zij er voor gaan.  Ondanks alle kommer en kwel.  Ondanks alle miserie vinden zij steeds weer die drive te streven naar het beste.  Naar het mooiste.  Zij krijgen stampen.  Zij krijgen slagen.  Zij incasseren maar blijven op dat rechte pad.  Dat pad dat hen naar bevrijding brengt.  Die bevrijding vinden zij.  Of wat had u gedacht.  De donkerte brokkelt af.  De schemer glijdt weg.  Licht treedt in.  
 
Liefde overwint alles.  Liefde is de motor van het leven.  De benzine.  De aandrijfkracht.  Doorheen de voorstelling grijpen de dansers constant.  Naar elkaar.  Alsof zij een houvast zoeken.  Vaak lukt het.  Maar steeds maar tijdelijk.  Zij verliezen grip.  Zij moeten lossen.  Om alleen achter te blijven.  Maar zij blijven grijpen.  Zij klampen zich aan.  Aan toevallige passanten.  Aan gelijkgestemden.  In de hoop niet alleen te moeten gaan.  In de hoop samen die levensweg te kunnen bewandelen.  Dat lukt.  Uiteindelijk.  Uiteindelijk vinden zij de ware.  De echte.  De enige.
 
Uw voorstelling eindigt in een helder en positief licht.  Ik kan opnieuw vrij ademhalen.  Al te zeer had ik meegeleefd met uw dansers.  Vanuit mijn stoeltje wenste ik hen alle geluk.  Ik wou hen behoeden.  Beschermen.  Maar ik kon het niet.  Ik mocht het niet.  Interveniëren was mij als toeschouwer niet toegestaan.  Maar u kon dat wel.  Als choreografe kon u dat wel.  Dat deed u ook.  U greep in.  Door aan het eind mee te geven dat alles dan toch uiteindelijk goed komt.  Dat zware blok, dat op mijn hart drukte, lichtte u.  U nam het weg.  Het voelde alsof u mij influisterde dat het leven de moeite waard is.  Meer dan de moeite waard.  Altijd.  Geen uitzonderingen.
 
Toch was er aan het eind nog die ene voetnoot.  Die voetnoot, die moest gelezen worden.  Zij mocht niet genegeerd worden.  Te belangrijk.  U gaf ons mee het leven te leven.  Nu.  Onmiddellijk.  Niet straks.  Niet seffens.  Niet subiet.  Maar wel nu.  Want van uitstel komt afstel.  Vóór wij het goed en wel beseffen, is het leven voorbij.  Dus leven.  Voluit.  Elke dag.  Niet half en half.  Maar volledig.  Zonder enig voorbehoud.
 
Die voetnoot nam ik mee.  Met die voetnoot stapte ik het Gentse nachtleven in.  Tegelijk met het besef dat ik opnieuw en alweer een meer dan prachtige voorstelling had mogen zien.  Minder luchtig maar niet minder emotioneel.  Een krop in de keel, dat is wat u mij telkens weer bezorgt.  Maar aan het eind toch telkens weer die glimlach.  Ik heb genoten.  Voor de derde maal op rij.
 
Beste Isabelle, bedankt.  
 
Met vriendelijke groeten.

Trailer:
Glass – Isabelle Beernaert.

Speeldata:
Website Isabelle Beernaert.

Muziek:
Philip Glass – The Hours.
Philip Glass – Koyaanisqatsi.

maandag 19 januari 2015

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Dag 11: La Paz.

Vandaag houden wij het rustig.  Een rustdag, als het ware.  Maar kan dat? Kan een stad samengaan met rusten? Nodigt een stad niet uit tot actie? Tot daadkracht? Een stad prikkelt.  Een stad verleidt.  Waarom dan rusten? Wij moeten de stad in.  Wij moeten die prikkels voelen.  Wij moeten die verleiding omarmen.
 
Wij blijven niet in bed liggen.  Wij vleien ons niet in een comfortabele zetel.  Een dergelijke rustdag wordt het niet.  Ledigheid is des duivels oorkussen, zo wordt het ons voorgehouden.  Wij moeten die luiheid verhullen.  Niet publiekelijk tentoonspreiden.  Het zou ons kwalijk genomen kunnen worden.  Het zou ons ten kwade kunnen geduid worden.  Dat willen wij vermijden.  Wij trekken dus toch de stad in.  Omwille van die verhullende luiheid zullen wij ons niet haasten van de ene bezienswaardigheid naar de andere.  Dat zullen wij niet doen.  Geen musea voor vandaag.  Geen kerken.  Geen monumenten.  Geen parken.  Niks van dat alles.  Winkeltjes, dat wel.  Enkel winkeltjes zullen wij doen.  Wij zullen slenteren.  Wij zullen kuieren.  Enkel dat zullen wij doen.  Jawel, luiheid kan vele vormen aannemen.  Luiheid kan bewegen.  Hoeft niet noodzakelijk stil te zitten.
 
La Paz
 
Met dat doel voor ogen verlaten wij ons hotel.  Wij hoeven niet ver te stappen.  Onmiddellijk staan wij in de winkelstraat.  Eén van de vele winkelstraten.  Het gezapige shoppen kan beginnen.  Het ene souvenirwinkeltje in, het andere uit.  La Paz lijkt enkel te bestaan uit die winkeltjes.  Zij schurken zich tegen elkaar aan.  Veel variatie is er niet.  Zij bieden bijna allemaal dezelfde producten aan.  Mutsen, handschoenen, sjaals, truien, … Honderd procent alpaca.  Daarvan zijn al die producten gemaakt, alpacawol.  Zo wordt het ons aangeprijsd.  Dat is het klassieke verkooppraatje.  Wij hoeven het niet te geloven.  Wij kunnen die praatjes weglachen.  Onze kritische geest doet echter geen afbreuk aan de overtuigingskracht van die vlotte verkopers.  Wij kunnen twijfelen.  Zij niet.  Rotsvast overtuigd van hun grote gelijk trachten zij ons te overhalen.  Om in hun winkeltje toch die ene souvenir te kopen.
 
In reisgidsen las ik dat afdingen bijna een must is.  In realiteit blijkt dat toch tegen te vallen.  Wij proberen het wel maar geen enkele keer lukt het ons een fikse korting te bedingen.  De prijszetting kan als vast omschreven worden.  Van variabele prijzen is nauwelijks sprake.  Enkel de straatventers lijken het spelletje te willen meespelen.  Bij die venters volgt bod en tegenbod elkaar in toch wel hoog tempo op.  Een geveinsde desinteresse vanwege de koper in het ultieme bod van de verkoper kan alweer tot een grotere korting leiden.  Maar in de winkels wordt dat spelletje niet gespeeld.  In die winkeltjes kijken de verkopers vreemd op wanneer wij dat spelletje aanvatten.  Op onze vraag naar de juiste prijs geven zij hun prijs.  Hun niet te onderhandelen prijs.  De prijzen zakken nauwelijks.  In tegenstelling tot andere landen is het afdingen in Bolivia geen nationale sport.
 
Ondanks ons luie voornemen niet aan cultuur te doen, laten wij ons toch verleiden.  Op de Plaza San Francisco willen wij de gelijknamige kathedraal binnengaan.  Dat lijkt moeilijker dan verwacht.  Wij zien veel mensen naar buiten komen.  Dat lijkt vlotjes te gaan.  Enkel het binnengaan, dat is een zware opgave.  Toch voor ons.  Voor ons blijven de deuren gesloten.  Wij kloppen aan maar wij worden niet gehoord.  Het Rijk Gods binnentreden is niet gemakkelijk.  Ik moet denken aan de woorden van evangelist Marcus.  Dat het voor een kameel gemakkelijker is door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.  Welke lessen wij hieruit kunnen of moeten trekken, weet ik niet.  Feit is dat wij de kerk niet binnenkomen.  
 
Op weg naar Plaza San Francisco

Kathedraal San Francisco
 
Op Plaza San Francisco verpozen wij even.  Ik had het al gezegd, vandaag wordt een rustige dag.  Wij raken aan de praat met een ouder mevrouwtje.  Aanvankelijk beperkt het ‘gesprek’ zich tot gebarentaal.  Wij zijn het Spaans onmachtig.  De universele gebarentaal is dan best wel handig.  Die taal lijkt iedereen wel te spreken.  Dat lijkt zelfs zo goed te lukken dat het mevrouwtje vermoedt dat wij ook wel het Spaans moeten beheersen.  Zij schakelt over.  Een dialoog wordt een monoloog.  Zij vertelt, wij luisteren.  In haar spraakwaterval menen wij een politieke rede te ontwarren.  Armoede, dat lijkt het centrale thema uit te maken van haar redevoering.  Woorden als pobreza en miseria keren herhaaldelijk terug in haar tirade.  Plots blijkt Evo Morales toch geen topper te zijn.  Deze mevrouw uit kritiek op de geliefde president.  Het beeld van de door iedereen bejubelde president krijgt een deukje.
 
Wij zitten op het pleintje.  Te luisteren naar straatmuzikanten.  De muziek maakt ons blind voor de omgeving.  Wij verdwijnen in de muziek.  Wij hebben geen oog voor die ene lantaarnpaal.  Die ene, historische lantaarnpaal hebben wij niet gezien.  Dat verhaal wordt ons later verteld.  Door een aandachtig iemand.  In 1946 werd aan die ene lantaarnpaal de toenmalige president Gualberto Villarroel opgehangen.  Een woedende menigte had voordien het presidentiële paleis bestormd, de president vermoord en van het balkon op het plein gegooid.  Een beetje geïnspireerd door het lugubere einde van Mussolini werd het lijk van de president aan die ene paal opgehangen.  Die ene paal, die wij hebben gemist.  Maar waarop één iemand ons attent maakt.  Wij zijn lui vandaag maar weten toch dat ene geschiedkundige wistjedatje mee te pikken.  Lui zijn en toch nog iets bijleren, het kan.  Een hele geruststelling.  Feiten kunnen u ook toewaaien.  Zonder dat u zelf noodzakelijk op jacht moet gaan.
 

 
Aan de vooravond laten wij ons toch verleiden tot die ene attractie.  Wij laten ons met de kabelbaan naar El Alto brengen.  Die kabelbaan werd pas dit jaar in gebruik genomen.  Het is bedoeld als een alternatief voor de wagen.  Met de wagen duurt het al snel een half uurtje om van La Paz naar El Alto te rijden.  Diezelfde verplaatsing vraagt slechts tien minuutjes met de kabelbaan.  Vanuit het hoogste en langste stadskabelnetwerk ter wereld hebben wij een prachtig uitzicht over La Paz.  Vanuit onze cabine zien wij de stad krioelen.  Wij kijken uit op dat chaotische, stedelijke monster.  Terwijl ik in alle rust over La Paz glijdt, denk ik terug aan die woorden van dat mevrouwtje op het plein.  Ik vraag mij af in hoeverre die kabelbaan nodig was.  Aan de kabelbaan hangt een prijskaartje van bijna honderd tachtig miljoen euro.  Kon dat geld niet beter besteed worden? Is het bestrijden van armoede niet een nobeler doel? Vormen andere sociale voorzieningen geen grotere uitdaging?  Sociale huisvesting? Onderwijs? Gezondheidszorg? Werkgelegenheid? Ik wil niet suggereren dat ontwikkelingslanden niet mogen investeren in infrastructuur.  Dat wil ik helemaal niet.  Ontwikkelingslanden mogen ook groots denken.  Hoeven zich niet constant te laten inperken.  Toch maak ik die ene afweging.  Of het geld niet beter had kunnen besteed worden.  Dat had ik toch verwacht van een president, die claimt te spreken in naam van de armen.  Dat alles galmt door mijn hoofd.  Maar dat galmen belet mij niet te genieten van een adembenemend uitzicht.
 
Kabelbaan
 
Tot slot van de dag lopen wij nog even langs de zwarte markt.  Hier is alles te koop.  De grootste merken.  De beste merken.  Alles aan de laagste prijzen.  Echtheid? Daarover hoeven wij ons geen illusies te maken.  Hier is alles nep.  Shirts, truien, broeken, vesten, … In deze straten kan al snel een koffer bijeengewinkeld worden.  Net als passief sporten, kan je ook passief winkelen.  Dat doen wij.  Wij kijken enkel.  Wij kopen niet.
 
Onze rustdag is voorbij.  Het luie slenteren heeft ons deugd gedaan.  Wij gaan slapen.  Wij zijn klaar.  Klaar voor wat nog komen gaat.  
 
Volgende aflevering (dag 12) op maandag 26/01.