maandag 31 maart 2014

Uitgelezen: Vader. Brief aan Karl Ove Knausgard.

Beste Karl Ove,
 
Ik heb het niet zo begrepen op hypes rond boeken.  Meestal wandel ik in een grote boog om die boeken heen.  Om toch maar niet in de verleiding te komen toe te geven aan de massahysterie.  Ooit heb ik het gedaan.  Telkenmale was het een teleurstelling.  ‘De verborgen geschiedenis’ en ‘De eenzaamheid van de priemgetallen’.  In beide gevallen kocht ik het boek.  In beide gevallen schudde ik na het lezen met mijn hoofd.  Dit was niet wat mij werd voorgespiegeld.  Wat ik had verwacht, een goed boek, werd geen realiteit.  Beide boeken kwamen niet tegemoet aan de al te hoog gespannen verwachtingen.  Wat dan volgt bij de lezer, kan heel eenvoudig omschreven worden als een teleurstelling.
 
Die lessen uit het verleden deden mij van uw boek wegkijken.  Want ook uw boek werd behoorlijk gehypet.  Ondanks alle loftuitingen in pers en media kwam ik toch tot uw boek.  Andere elementen hadden hierin een belangrijk aandeel.  Ik heb vrienden.  Ik heb zelfs vrienden die al eens een boek lezen.  Onder die lezende vrienden heb ik een aantal, die behoorlijk gek zijn van uw boeken.  Telkens wij in gesprekken uitkwamen bij literatuur, konden zij het niet laten een lofzang te beginnen over uw kwaliteiten als auteur.  Bijna werd die lofzang een smeekbede.  Een smeekbede om mij te overhalen uw boek dan toch te lezen.  Vrienden die bijna smeken, dat kan ik niet toelaten.  Dat zou onze vriendschap besmetten.  Ik liet mij overhalen.  Omwille van de vriendschap.
 
Doorheen het lezen van het boek voelde ik dat het goed ging komen.  Wij hadden een aantal dingen gemeenschappelijk.  Wij deelden een aantal dingen.  Dat schept een band.  Beiden werden wij geboren in 1968.  Uw leefwereld is mij niet helemaal vreemd.  In uw muzikale voorkeuren kan ik mij vinden.  U noemt Echo and The Bunnymen.  U noemt Supergrass.  Andere namen worden ook doorheen het boek genoemd maar deze ontsnappen mij nu even.  Die groepen ken ik.  Die groepen acht ik hoog.  Net als u werd ik door mijn grote broer tot die muziek gebracht.  Hij trok mij mee op zijn muzikale ontdekkingstochten.  Hij leidde mij weg van de al te grote, overbekende paden.  Hij trok mij die donkere steegjes in.  Steegjes, die doorheen het muzikale landschap kronkelden en ons tot vernieuwende, verrassende en inspirerende bands brachten.  Nu nog ben ik mijn grote broer hiervoor enorm dankbaar.  Uw boek bracht die broederlijke verdienste terug in mijn herinneringen.
 
Ons geboortejaar en muziek, dat delen wij.  Meer niet.  Ik heb een gelukkige jeugd gehad.  Blij en welgemoed kan ik zeggen dat ik een zondagskind ben.  Tot op heden durf ik al eens te bekennen dat ik een ongeschonden jeugd heb gehad.  Met dank aan mijn ouders.  Het lezen van uw boek meent mij te doen besluiten dat u dat warme nest hebt moeten ontberen.  U hebt geen evidente jeugd gehad.  Een zondagskind durf ik u niet te noemen.
 
In uw boek gaat u de confrontatie aan met uw jeugd.  Met uw verleden.  Zwartgallig durf ik uw boek niet te noemen.  Maar speelse vrolijkheid is nu ook niet meteen een omschrijving, passend bij uw boek.  Het is zwaar.  Behoorlijk zwaar.  Ondanks die zwaarte word ik toch meegesleurd door uw verhaal.  Ik herken mij niet in uw emoties.  Zoals ik al zei, ik ben een zondagskind.  Maar uw verhaal dwingt mij als lezer eveneens terug te blikken.  Dat achterom kijken voert mij terug naar mijn geboorteplaats.  Naar de schoolbanken.  Naar die eerste studentenfuiven.  Naar die eerste liefde.  Naar mijn ouderlijke huis.  Kortom, in één woord, naar mijn jeugd.  Dat terugkeren maakte mij blij.  Maakte mij welgezind.  Maar tegelijk kwamen mijn emoties in botsing met de uwe.  Bijna constant werd ik heen en weer geslingerd tussen het besef van een bijna constant geluk en het besef van een bijna voortdurende zoektocht naar datzelfde geluk.  In alles of toch bijna alles waren wij elkaars tegenpool.  Die botsing maakte het boek zo boeiend.  Zo interessant.  Telkens ik het boek dichtsloeg, ging er een warme gloed door mij heen.  Een warme gloed omwille van de vele herinneringen, die het boek mij aanreikte.  Maar met die warmte is er ook die behoefte te troosten.  Ik wil u toespreken.  Bemoedigend toespreken.  Ik wil u die spreekwoordelijke schouderklop geven.  Bijna wil ik u omhelzen.  Maar dat laatste zou misschien net dat ietsje te ver gaan.
 
U ontziet niks.  U ontziet niemand.  Zelfs bij het overlijden van uw vader geeft u blijk van een ontluisterende eerlijkheid.  Uw vader had er een puinhoop van gemaakt.  Een vieze, vuile puinhoop.  Het zou u sieren die waarheid een beetje te verdraaien.  Om de harde feiten toch een beetje te verzachten.  Maar dat doet u niet.  Begrijpelijk.  De aanloop van het boek geeft voldoende redenen voor uw keuze.  Uw niets verhullende eerlijkheid geeft de lezer een slag in het gezicht.  Maar tegelijk ontroert die eerlijkheid.  Die dagen samen met uw broer in het huis van uw grootouders, het lijkt één groot reinigingsritueel.  Het lijkt een afrekening.  Het afsluiten van een hoofdstuk.  Het voelt als een noodzakelijke stap om verder te gaan.
 
Ik heb uw boek gelezen.  Een goed boek.  Een uitstekend boek.  Een boek, dat de lezer niet onberoerd laat.  Heel regelmatig denk ik nog aan u.  Aan uw verhalen.  Uw verhalen, die bijna bekentenissen zijn.  Heel regelmatig denk ik aan u en hoop ik dat het goed gaat met u.  Want dat wens ik u van ganser harte.
 
Met vriendelijke groeten.
 
PS: Telkens was het bijzonder fijn uw naam te mogen zeggen als vrienden mij vroegen welk boek ik aan het lezen was.  Karl Ove Knausgard.  Met plezier sprak ik die namen uit.  Omwille van dat heerlijke klankspel.  Omwille van die zekerheid dat na mijn antwoord die vraag om bevestiging zou komen: sorry, maar wie leest u? Want ik moet bekennen, uw naam klinkt anders dan Tom Lanoye.  Zelfs anders dan Gabriel Garcia Marquez.  In uw naam klinkt die geheimzinnigheid.  Die drang om te ontdekken.  In uw naam klinkt dat Scandinavië.  Jawel, uw naam en boeken doen bij mij het verlangen groeien de koffers te pakken en er op uit te trekken.  Naar Noorwegen.  Naar Zweden.

Interview:
Karl Ove Knausgard – Vader.

 

vrijdag 28 maart 2014

Marsman. Brief aan Mathias Sercu en medespelers.

Beste Mathias,
Beste medespelers,
 
Ik moest kijken.  Ik kon niet anders.  In de media werd uw nieuwe reeks ‘Marsman’ bedolven onder de kritiek.  Goede kritiek, laat daarover geen misverstand bestaan.  De eerste aflevering was nog niet op televisie uitgezonden maar toch kon ik in kranten al lezen dat uw reeks aanspraak kon maken op die felbegeerde titel van beste reeks in dit nauwelijks begonnen jaar.  Zoals ik al zei, ik moest kijken.  U zou kunnen opwerpen dat ik de vrije keuze heb.  Niks moet, alles mag.  Ik ben inderdaad een vrij mens maar mijn vrijheid wordt vaak aangevreten door een te hoge mate aan nieuwsgierigheid.
 
Het hoofdpersonage krijgt het zwaar te verduren in die eerste aflevering.  Bijzonder zwaar.  Enkele weken terug is zijn moeder gestorven.  Hij verliest zijn job.  Dezelfde dag nog verlaat zijn vrouw hem.  Alle goede dingen bestaan uit drie.  Dat wordt wel eens gezegd.  Maar slechte dingen lijken uit vier te bestaan.  Want ondanks alle kommer en kwel besluit hij zelf op te stappen en zijn bandje ‘De Mannen van Mars’ te verlaten.  Al die tegenslag is te veel voor één mens.  Al die tegenslag zou kunnen volstaan om die televisie uit te schakelen.  De wereld is klote.  Dat lezen wij in de krant.  Dat zien wij op Het Journaal.  Bij ontspanning nog eens met de neus in een portie miserie geduwd worden, het kan al eens te veel van het goede zijn.  Wegzappen zou dus een logische reactie kunnen zijn.  Omwille van lijfsbehoud.  Of zielsbehoud.  Of om het behoud van beide want lijf en ziel zijn toch onlosmakelijk en onafscheidelijk, niet?
 
Een eerste aflevering mag geen waardemeter zijn.  Vaak is het bedoeld als een eerste kennismaking.  Een kennismaking waarin de verschillende personages aan de kijker worden voorgesteld.  Alles blijft een beetje oppervlakkig in die eerste aflevering.  Voorzichtig worden de contouren van het grote verhaal geschetst.  Die inleiding is noodzakelijk om de kijker op sleeptouw te nemen en te verleiden tot het trouw volgen van de verdere afleveringen.  Een reeks verdient dus een tweede aflevering om beoordeeld te worden.
 
Die tweede aflevering heb ik niet nodig.  Ik kruip nu al in de pen.  Om u nu al te feliciteren.  Dat kan voorbarig zijn.  Want heel misschien zakt uw reeks bij de volgende afleveringen als een pudding ineen.  Ik wens het u niet toe.  Bovendien durf ik te vermoeden dat het ook niet zal gebeuren.  Uw reeks is te warm.  Te gezellig.  Kommer en kwel verbinden met warmte en gezelligheid.  Lijkt dit geen contradictio in terminis? Neen, helemaal niet.  Toch niet in deze serie.  Alles wordt in de balans gelegd.  Er wordt gewikt en gewogen.  Het hoofdpersonage stuntelt en incasseert.  Maar hij heeft voldoende vluchtheuvels om te schuilen.  Hij heeft zijn dochter.  Zijn broer.  Hij heeft zijn vrienden.  Jawel, hij heeft zelfs zijn dode moeder.  Afstandelijk en streng lijkt zij maar wat hij in het dagelijkse leven niet kan, lijkt hij wel te kunnen tegen zijn moeder: praten.  Op al die vluchtheuvels schittert die warme gezelligheid.  Op al die vluchtheuvels breekt die noodzakelijke lichtheid door.  Dus, jawel, er kan en mag al eens gelachen worden.
 
In tegenstelling tot alle kranten heb ik het in al het voorgaande nog niet gehad over de broer van het hoofdpersonage, Rudy.  Ik heb het nog niet gehad over de autistische broer.  Maar dat doe ik bewust.  Zoals u doet in de serie, wil ook ik niet louter focussen op dat ene.  De broer is één van de personages en toevallig heeft die broer autisme.  Hij maakt een natuurlijk deel uit van de reeks.  In niets lijkt hij een curiositeit.  Hij schittert naast en tussen de andere personages.  Hij wordt er niet uitgelicht.  Neen, zijn verhaal wordt verteld samen met het verhaal van de anderen.  Eén geheel, één verhaal.
 
Ik heb gekeken.  Met veel plezier.  Nu al weet ik dat wij voor enkele weken een vaste afspraak hebben.  Een afspraak voor het televisiescherm.  Want ik wil weten hoe het verder gaat.  Meer nog wil ik weten hoe ‘De Mannen van Mars’ klinken.  Jawel, ik ben nieuwsgierig.  Voor enkele weken zullen de sociale babbels na de conditietraining op dinsdagavond bewust ingekort worden.  Want ik wil naar huis.  Naar dat televisiescherm.  Naar Nico.  Naar Rudy.  Ik wil zien en kijken.  Ik wil voelen.  Tot volgende dinsdag, dus.
 
Met vriendelijke groeten.
 
 
Een gouden tip:
U hebt de eerste aflevering gemist.  Omdat u dacht dat deze reeks helemaal niks voor u was.  Maar na het lezen van bovenstaande denkt u iets gemist te hebben.  U vreest een niet meer te herstellen, sociale handicap opgelopen te hebben.  Omdat u niet kan meepraten.  Omdat u niet weet wie Nico is.  Wie Rudy is.  Wie De Mannen van Mars zijn.  U zit in zak en as.  U slaat u voor het hoofd.  U maakt uzelf verwijten.  Omwille van die verdomde vooringenomenheid.  Dat alles zou kunnen.  Ik kan u begrijpen.  Omwille van dat begrip wil ik u die oplossing meegeven.  Op maandag 31 maart om 22.35 uur zendt Eén de eerste aflevering heruit.  U krijgt een herkansing.  Grijp die kans.  Aarzel niet.  Het zal uw sociale leven ten goede komen.

woensdag 26 maart 2014

Het rapport van Vlaamse parlementsleden. Kan het ook anders?

Politici? Zij hebben het niet makkelijk.  Het zijn zakkenvullers.  Leeggangers.  Niksnutten.  Dat zijn dan nog de eerder mildere, zachtere vormen van verwijten.  Vaak kan het nog krachtiger.  Heel vaak kan het nog vuiler.  Ik ben een beschaafde jongen.  Ik hou het graag netjes.  Dergelijke verwijten zal ik dan ook niet in de mond nemen.  Omdat het niet hoort.  Iemand uitschelden voor rotte vis, het ligt niet in mijn aard.
 
Politici, het zijn zakkenvullers.  Vaak is dat het uitgangspunt van debat.  Vaak is dat het besluit van discussie.  In dat populistische gewauwel ontbreken heel vaak of meestal onderbouwde argumenten.  Een verstandelijke argumentatie is helemaal niet nodig.  Het buikgevoel spreekt.  Dat gevoel vraagt geen grondige analyses.  Kennis of enige vertrouwdheid met de materie is niet nodig.  Dat maakt alles te gecompliceerd.  Laten wij het daarom eenvoudig houden, denken velen.  Laten wij daarom dat buikgevoel maar vertrouwen.  Voorwaar een spijtige zaak.
 
Ik wil een helder debat.  Ik wil een eerlijk debat.  Ik wil weg van dat buikgevoel.  Elk element, dat bijdraagt tot een open en eerlijk debat, vind ik daarom een verrijking.  Een verademing.  Deze morgen bij het lezen van de De Standaard bladerde ik dan ook heel snel door naar het Rapport van het Vlaamse Parlement.  Dat rapport zou mij een idee geven van de waarde van onze parlementsleden.  In dat rapport zouden zij gewikt en gewogen worden.  Op basis van dat rapport zouden wij een waardeoordeel kunnen uitspreken.  Een onderbouwd oordeel.  Een dergelijk initiatief kon ik enkel toejuichen.
 
Al snel doofde mijn aanvankelijke enthousiasme.  Bij het lezen van de inleiding fronste ik met de wenkbrauwen.  Dat fronsen veruitwendigt mijn zin voor kritiek.  Ik fronste diep.  In die inleiding kon ik lezen op welke basis het rapport was opgesteld.  Hier gingen mijn tenen krullen.  De voltallige Wetstraatredactie van De Standaard was op basis van een aantal zelfgekozen criteria tot een puntensysteem gekomen.  Die criteria waren: werkkracht, dossierkennis, impact, uitstraling en communicatie.  Dit alles werd aangevuld met gesprekken, die de journalisten hadden met meerdere parlementsleden.  Op welke manier al deze criteria cijfermatig konden vertaald worden, leek mij een raadsel.  Dit leek mij al te zeer op nattevingerwerk.  Objectiviteit leek in deze van geen tel.  Eerder leek het alsof de journalisten ook hun buikgevoel aanspraken.  Dat buikgevoel, dat ik zo verfoei.  De aangehaalde gesprekken met de parlementsleden waren geen balsem op de wonde.  Geenszins.  Want in hoeverre schemerden in deze gesprekken persoonlijke afrekeningen, partijvetes en afkeer voor deze of gene partij door.
 
Bovendien blijkt het waardeoordeel meer bepaald te worden door de tekortkomingen en gebreken in de werking van het Vlaamse parlement en minder door de eigen, persoonlijke werking van de individuele parlementsleden.  De Vlaamse parlementsleden moeten roeien met de riemen, die zij hebben.  Op die riemen moeten zij beoordeeld worden.  Niet op de beste maar niet voorradige riemen.  Binnen dat huidige maar gebrekkige systeem moeten zij beoordeeld worden.  Niet binnen het ideale maar niet of nog niet gerealiseerde systeem.
 
Voorstellen van decreten.  Interpellaties.  Schriftelijke vragen.  Amendementen.  Al het voorgaande lijkt mij een voldoende waardemeter voor de werkkracht.  Uit de ingediende voorstellen, vragen en amendementen kan een voldoende kennis van betreffende dossiers blijken.  Toch worden al die beschouwingen niet meegenomen in het eindoordeel.  Een spijtig besluit.  Een fout besluit.  De journalisten lijken voor God te spelen.  Een bijzonder arrogante houding.
 
Net als de stemtest lijkt mij dit eerder een gimmick.  Een leuk speeltje met nauwelijks enige informatieve waarde.  Bedoeld als randanimatie.  Zeker niet bedoeld als journalistieke bijdrage in het debat, dat bij de kiezer moet leiden tot een heldere en weloverwogen stem.
 
Het rapport belandde al snel in de vuilbak.  Nauwelijks gelezen.  Met dit rapport kan ik mijn pap niet koelen.  Met meer plezier surf ik naar die website, waarover ik in De Morgen las.  Op die site worden onze Vlaamse parlementsleden eveneens gewikt en gewogen.  Maar dan op basis van het geleverde parlementaire werk.  Enkel de naakte cijfers worden gegeven.  De interpretatie wordt overgelaten aan de lezer.  Op basis van het geleverde cijfermateriaal kan die lezer tot een oordeel komen.  Deze website bewijst dat het anders kan.  Gelukkig maar.
 
Tot slot.  De Standaard belooft ons heel binnenkort een cijfermatige doorlichting van alle partijprogramma’s.  Nieuwsgierig en geïnteresseerd kijk ik uit naar deze studie.  Ik hoop dit keer op meer dan enkel een gimmick.  Op meer dan enkel een te doorzichtig verkoopstrucje.  Een verkoopstrucje, bedoeld als lokmiddel tot aankoop van de krant.  Want ik had het al gezegd, dat lijken dit oppervlakkige rapport en de onvolledige stemtest mij al te zeer.  Een te doorzichtig verkoopstrucje en daardoor een monster zonder waarde.

Website:
Ze werken voor jou.
Het federale regeerakkoord.

maandag 24 maart 2014

Strijd tegen de armoede. Een breekpunt? The sequel. Voorzitter Bruno Tobback antwoordt.

Op 24/02/2014 publiceerde ik mijn artikel 'Strijd tegende armoede.  Een breekpunt?'. Op 17/03/2014 zond Bruno Tobback mij het volgende antwoord:

Beste Wim,

Dank voor uw vurige mail van 24 februari en uw reactie op de beslissingen die het ledencongres heeft genomen over ons programma voor de verkiezingen.
 
We proberen steeds met een sterk programma naar buiten te komen en doen dit nu onder de noemer sociale welvaart.  Alle afdelingen hadden voor het congres de kans om wijzigingen of amendementen in te dienen op het programma, en deze hebben we besproken op de resolutiecommissie voor het congres.  De wijzigingen waarover we geen overeenstemming bereikten op deze commissie werden voorgelegd op het congres.  Op deze manier werken we op een democratische manier aan ons programma.
 
Ook onze Jongsocialisten kunnen in dit proces wijzigingen indienen, en deden dit.  Het amendement over het legaliseren van het gebruik van cannabis werd meegenomen naar het congres en daar door een meerderheid van de leden aangenomen.  Er waren heel wat jongeren aanwezig op het congres, wat positief is, en zij slaagden erin om het congres te overtuigen.  We bewijzen op deze manier dat we als partij inspraak hoog in het vaandel dragen en dat democratie een basiswaarde is.
 
Maar als er een iets is wat op het congres echt duidelijk is geworden is het dat we ons als partij eerst en vooral zullen bezighouden met sociale welvaart.  We hebben een sterk programma, met meer dan 1.200 concrete voorstellen.  We hebben het over jobs voor iedereen, over pensioenen, over onze sociale zekerheid, ons onderwijs en het gevecht tegen sociale dumping.  Dat is vandaag onze prioriteit, én de inzet van deze verkiezingen.  Daarover zijn we het allemaal eens.
 
SP.A wil iedereen een positieve toekomst bieden.  Daarom gaan wij voluit voor sociale welvaart: welvaart die we samen creëren, voor iedereen.  Zodat iedereen een job heeft die toelaat om op het einde van de maand de rekeningen te betalen.  Zodat niemand financiële kopzorgen heeft na een loopbaan van 42 jaar.  Zodat gezondheidszorg voor iedereen is en niet alleen voor wie het kan betalen.  Zodat onderwijs elk talent – zonder onderscheid ontplooit.
 
Ik hoop dan ook van harte dat u ons daarom blijft steunen en dat we samen een stevige campagne kunnen voeren om een echte alternatieve regering op de been te kunnen brengen.
 
Met vriendelijke groeten,

Bruno Tobback,
Voorzitter SP.A

donderdag 20 maart 2014

De stemtest rammelt.

De ombudsman van De Standaard heeft gesproken.  De debatten worden gesloten.  De Stemtest wordt niet aangepast.  Enkel partijen, die vertegenwoordigd zijn in het Vlaams Parlement en kandidaten indienen in heel Vlaanderen, zullen in de test worden opgenomen.  Geen PVDA+ dus.  Geen Piratenpartij.  Geen LDD.  Een duidelijke stellingname.  Maar is het ook een juiste stellingname? Dat durf ik te betwijfelen.
 
Bij die hele discussie moet ik telkens weer terugdenken aan die keer toen ik als bijzitter in een stembureau zonder morren mijn burgerplicht vervulde.  De zware verantwoordelijkheid, die op onze schouders rustte, werd verlicht in luchtige gesprekken met collega-bijzitters.  Jawel, er werd al eens gelachen.  Een grap, bedoeld om de ernst van de situatie te ontkrachten, het mag al eens.  Behalve die grappen en grollen waren er heel soms ook meer ernstige gesprekken.  Zo was er die ene collega-bijzitter.  Haar zoon moest voor de eerste maal gaan stemmen.  Enkele dagen vóór de eigenlijke stembusgang sprak zij hem aan.  Of hij al wist voor wie te stemmen? Hij haalde zijn schouders op.  Daarover had hij nog niet nagedacht.  Hij zou wel zien in het stemhokje.  Zijn humeur van de dag zou zijn stem bepalen.  Dit kon niet.  Verkiezingen zijn te belangrijk, dat vertelde mijn collega-bijzitter aan haar zoon.  Even nadenken over een juiste stem op een juiste partij, dat leek voor mijn collega-bijzitter een meer correcte houding.  Om hem wegwijs te maken doorheen de vele en verschillende programma’s verwees zij hem door naar de stemtest.  In de hoop dat haar zoon via die test zou komen tot een meer onderbouwde en minder geïmproviseerde stem.
 
In dat kleine verhaal schuilt het belang van de stemtest.  Die stemtest is een wegwijzer.  Aan de deelnemer geeft het een marsrichting aan.  De deelnemer is vrij mee te stappen in de hem aangegeven richting.  Aan hem is de uiteindelijke keuze.  De stemtest adviseert.  De deelnemer beslist.
 
Maar om tot een waardig en valabel advies te komen, moet die stemtest een volledigheid betrachten.  Die volledigheid lijkt mij door de stellingname van de ombudsman in het gedrang te komen.  Onvolledigheid kan en mag in deze niet getolereerd worden.  Omwille van het belang.  In die test worden kiezers geleid naar een partij.  Het weigeren van één of meerdere partijen tot de test heeft tot gevolg dat de deelnemer nooit bij één van de geweigerde partijen kan uitkomen.  In een open brief, gepubliceerd in De Morgen, werd het effect van de stemtest als bevestigend omschreven.  Het zou de kiezer bestendigen in hun keuze.  Volgens deze briefschrijvers zou het potentiële electoraat worden weggeleid naar andere partijen wanneer een partij niet in een stemtest zit.  Deze bedenking kan ik enkel onderschrijven.
 
De initiatiefnemers tot de test hebben nochtans hun redenen voor deze onvolledigheid.  De opname van alle partijen in de test zou het ontwerpen van de test al te zeer bemoeilijken.  Het zou te test al te uitgebreid maken aangezien meerdere stellingen noodzakelijk zouden zijn om enig onderscheid tussen de diverse partijen te bekomen.  Volgens de initiatiefnemers moet de test eenvoudig zijn en snel in te vullen.
 
Eenvoud en snelheid lijken mij als redenen onvoldoende te zijn.  Dat excuus moeten wij als te zwak van de hand wijzen.  Een hulpmiddel in het bepalen van het stemgedrag is te belangrijk om eenvoud en snelheid te laten primeren.  Zelfs de aangehaalde moeilijkheid in het ontwerpen kan niet aanvaard worden als verontschuldiging.  Nooit mag een universiteit een complexiteit uit de weg gaan.  Integendeel, de complexiteit van een probleem moet een universiteit omarmen als een opportuniteit.  Een uitdaging, dat moet het zijn.  Een uitdaging om te komen tot een duidelijke, volledige en goed werkende test.
 
Dat het nochtans anders kan, heeft het verleden aangetoond.  In vorige stemtests werd het PVDA ooit nog opgenomen.  Zelfs de kartelpartners N-VA en Spirit werden in vorige stemtests als afzonderlijke partijen opgenomen.  Golden toen andere regels? Was alles toen zo veel eenvoudiger?
 
In heel deze discussie lijken mij slechts twee opties mogelijk: ofwel een test, waarin alle partijen opgenomen worden, ofwel helemaal geen test.  Duidelijker kan ik het niet stellen.

dinsdag 18 maart 2014

Mooie liedjes: ?.

‘Ain’t no sunshine’ van Bill Withers.  Ongetwijfeld kent u dat liedje.  Dat moet wel, dat is eigen aan een wereldhit.  Een wereldhit heeft maar een paar noten nodig om onmiddellijk herkend te worden.  Maar er is meer dan die onmiddellijke herkenning.  Een wereldhit zingt u mee.  Of neuriet u mee.  Zingen of neuriën, dat is afhankelijk van uw kwaliteiten als zanger.  Dat is afhankelijk van een juiste zelfkennis.  Horen, herkennen en zingen.  Dat proces wordt gelinkt aan een wereldhit.  Maar zelfs dat is nog niet alles.  Een wereldhit blijft na het beluisteren hangen in het hoofd.  Dat oneindig herhalen in het hoofd kan enkele uren duren.  Zelfs enkele dagen kan dat hitje weergalmen in het hoofd.  Jawel, u kan er hoorndol van worden.
 
‘Ain’t no sunshine’ heeft een dergelijke status verworven dat ik het eigenlijk niet meer kan horen.  Het gaat verder dan enkel verveling.  Dat liedje verveelt niet meer.  De gradatie van verveling heeft dit liedje al ver overschreden.  Bij de eerste noten zoek ik dan ook spontaan een andere zender.  Ik schakel onmiddellijk over.  Omwille van zelfbehoud.  Mijn psychisch en fysisch welbevinden acht ik hoog.
 
Maar heel soms heb je die mogelijkheid van ontvluchten niet.  Heel soms moet je de confrontatie aangaan.  Zoals deze morgen.  Een collega riep mij bij zich.  Hij vroeg mij of ik eventjes tijd had.  Die tijd had ik.  Indien ik die tijd niet had, dan had ik tijd gemaakt.  Want dat kan, men kan tijd maken.  In deze tijden van rushen en crossen zou men dat kunnen vergeten.  Het hoeft niet altijd vooruit te gaan.  Het hoeft niet altijd sneller te gaan.  Neen, heel dikwijls kan men gewoon blijven stilstaan.  Op de vraag van mijn collega of ik even tijd had, bleef ik dan ook bewust stilstaan.  Ik nam de tijd.  Ik had de tijd.  Hij wilde mij iets laten horen.  Weigeren was geen optie want onmiddellijk duwde hij mij zijn oortjes in de hand.  Zijn vastberaden en niet voor een ‘neen’ vatbare daadkracht kan achteraf enkel geïnterpreteerd worden als terechte, vaderlijke fierheid.
 
Ik stak de oortjes in.  Dan gebeurde dat onverwachte.  In mijn oren hoorde ik die eerste noten van ‘Ain’t no sunshine’.  Mijn spontane reactie van wegzappen bleef evenwel uit.  Wat ik hoorde, was overrompelend.  Ik werd gegrepen.  Aangegrepen.  Door een hese, breekbare stem.  Door een unieke stem.  Doorheen de mij uitgeleende oortjes hoorde ik een zangeres, die erin slaagde die wereldhit op een heel eigen en aparte wijze te interpreteren.  Eén zangeres.  Eén gitaar.  Eén doehetzelfcameraatje.  In de badkamer? Op de slaapkamer? In de woonkamer? Waar het werd opgenomen weet ik niet maar bijna leek het niet van deze wereld.  In deze wereld kan schoonheid en breekbaarheid soms buitenaards klinken.
 
Normaal gezien zou nu een link volgen naar dat filmpje.  Dat was ik van plan.  Maar het lukt mij niet.  De artieste (omwille van haar wonderlijke prestatie durf ik haar zo te noemen) weigert het filmpje te delen met de gemeenschap.  In tijden van sharen en liken kunnen wij dit een moedige houding noemen.  Een moedige houding evenwel waardoor u mijn ochtendlijke geluk niet kan delen.
 
Juryleden zullen over haar niet oordelen.  U zal op geen enkel televisieprogramma voor deze ‘unknown artist’ kunnen stemmen.  Maar ik durf u nu te vertellen, deze morgen hoorde ik The Voice van Vlaanderen.

maandag 17 maart 2014

It's only rock 'n roll but I like it.

Neen, neen, neen.  In den beginne was er twijfel.  Toen ik via allerlei kanalen vernam dat The Rolling Stones headliner zouden worden van TW Classic, was ik niet onmiddellijk wild.  Ik sprong niet spontaan op tafel om als een jong veulen wild luchtgitaar te spelen.  Ik bleef rustig.  Ik bleef kalm.  Want zoals ik al zei, er was twijfel.  Heel veel twijfel.
 
In 2003 had ik hen nog aan het werk gezien.  Eveneens in Werchter.  Toen was ik nauwelijks onder de indruk.  Zij hadden niet overtuigd.  Die ervaring deed mij twijfelen.  Maar er waren nog andere redenen.  Op televisie zag ik hun passage op Hyde Park.  Vorig  jaar stonden zij in dat Londense tuintje.  Wederom vond ik hen zwakjes.  Zij leken te mak.  Te tam.  Zo tam zelfs dat ik het volledige concert niet heb uitgekeken.  Bovendien las ik dat Keith Richards onlangs een kinderboek geschreven had.  Vroeger haalde Keith de krantenkoppen met allerlei drugsperikelen.  Nu haalde hij de krant met zijn nieuwe kinderboek ‘Gus and me’.  Keith Richards als brave opa? Het is toch even wennen.  Het leek alsof het vuur doofde.  Het leek alsof het rock and roll hart van The Stones was stilgevallen.
 
Ik stond in dubio.  Zoals in dat liedje van Het Goede Doel.  Gaan? Niet gaan? Het ene moment zou ik wel gaan.  Het andere moment zou ik dan weer niet gaan.  Ik wist het niet.  Hadden The Rolling Stones recht op een herkansing? Studenten hadden recht op een tweede zit.  Rockgroepen moeten die kans op eerherstel toch ook geboden worden.  Bovendien is er die reële kans dat het wel eens de laatste passage zou kunnen zijn.  Dat deze passage mag beschouwd worden als een afscheidsconcert.  De jongens zijn al zeventig.  Nu kunnen zij wel nog jong van hart zijn, de beenderen ondergaan toch de tol van de leeftijd.  Rondhossen op een podium, voor zeventigers is het niet meer zo evident.
 
Bovenstaande redenen deden mijn aanvankelijke twijfel afbrokkelen.  Toen ik enkele uren na de aankondiging de volledige affiche las, was er van twijfel geen sprake meer.  Ik zou gaan.  Ik zou een ticket kopen.  Simple Minds, Seasick Steve, Triggerfinger, Arno en Admiral Freebee gaven mij één voor één dat extra argument om te gaan.
 
Zaterdagmorgen zat ik voor mijn computer.  Klaar voor een moeilijke strijd.  Voor dat zware gevecht om een ticket.  Want dat was wat ik zeker wist, het zou moeilijk worden.  Het zou er om spannen.  Ik verwachtte een stormloop.  Ik moest mij in die stormloop mengen.  Ik moest mij er tussenin wringen en in dat trekken en duwen moest ik hopen op een gemakkelijke toegang tot de website voor de ticketverkoop.
 
Dat het moeilijk zou worden, bleek al bij aanvang.  Ik kwam onmiddellijk op een wachtlijn.  Een tikkend klokje liet mij weten dat de wachttijd kon uitlopen tot maximum een half uur.  Het was duidelijk, ik moest geduld betrachten.  Meer kon ik voorlopig niet doen.  In die tussentijd konden er heel wat tickets verkocht worden.  Nagelbijten, dat was wat ik deed.  Tot het moment dat het klokje verdween en ik toegang kreeg tot de website.  Toen ging alles vlotjes en gemakkelijk.  Ik had mijn tickets.  Vrij snel eigenlijk.  Het bestaan van een muzikale God leek bevestigd te worden.  Die muzikale God leek mij gunstig gezind.  
 
Ik had kaarten.  Op achtentwintig juni sta ik op de wei van Werchter.  Klaar voor een feestje.  Dat hoop ik.  Dat hoop ik van ganser hart.  Zodat ik blij en welgezind afscheid kan nemen van Mick en zijn kornuiten.

Link:
The Rolling Stones, live at Prudential Center, Newark, New Jersey – The full concert.

donderdag 13 maart 2014

Afscheid van een vriend. Brief aan Toots.

Beste Toots,
 
U zal het heel misschien niet weten maar ik was op uw verjaardagsfeestje ter gelegenheid van uw negentigste verjaardag.  Voor dat feestje kwam u naar de Gentse Bijloke.  Een uitgelezen kans, zo meende ik.  Tot die dag had ik u nog nooit live aan het werk gezien.  Een foutje dat moest rechtgezet worden.  Ik kocht een kaartje.  
 
Een liefhebber van jazz durf ik mij niet te noemen.  Ik heb geen aversie tegen dit genre.  Dat gebrek aan liefhebben durf ik te wijten aan tijdsgebrek.  Muziek biedt een al te uitgebreide waaier aan diverse stijlen.  Specialisatie dringt zich op.  Rock werd en is mijn wereldje.  Wat daarbuiten valt, sla ik nauwelijks op.  U ziet, een muzikale uomo universale kan u mij nauwelijks noemen.  Toch bleef ik niet blind.  Toch bleef ik niet doof.  Ik was mij bewust van uw naam.  U was een begrip in het jazzwereldje.  Die status had u stapsgewijs opgebouwd.  Terwijl ik mij verdiepte in nieuwkomers en teruggreep naar grootheden in de rockwereld, volgde ik uw voortgang.  Maar uw muziek bleef mij onbekend.  Jawel, specialisatie kan een vloek zijn.
 
Die dag in 2012 ging ik naar De Bijloke.  Ik was een beetje zenuwachtig.  Ik was een leek.  Ik was bang ontmaskerd te worden in die incrowd.  Ik zou begluurd worden.  Ogen vol argwaan zouden mij aankijken.  Maar dat gebeurde niet.  Ik was niet die vreemde eend in de bijt.  Ik was net als alle anderen een nieuwsgierige en geïnteresseerde liefhebber van goede muziek.  Want dat was ook iets wat ik intussen had geleerd, u bracht goede muziek.  U was een entertainer.
 
Ik ruilde mijn ticket voor een zitje.  Ging zitten.  Net niet vooraan.  Een zekere terughoudendheid dwong mij toch niet al te prominent aanwezig te zijn.  U kwam op.  Begeleid door één van uw muzikanten.  Wat toen gebeurde, heb ik u nog niet verteld.  Het spelplezier spatte van het podium.  Onmiddellijk.  In de ogen van de muzikanten zag ik liefde en genegenheid.  Liefde voor de muziek.  Genegenheid voor de man, Toots.  Iedereen zette elkaar aan tot nog beter presteren.  Eenieder werd uitgedaagd om zo te komen tot de beste performance.  
 
De muziek? Heerlijk.  Ik werd ondergedompeld in een mij voorheen onbekende wereld.  Ik liet mij meedrijven en meenemen op een muzikale reis.  Ik leunde achterover, zakte lichtjes onderuit.  Ik zag u.  Ik hoorde u.  Ik genoot.  Van mij gleed alle voorbehoud.  In mij groeide het besef en het verlangen uitstapjes te maken naar andere muzikale stijlen en werelden.
 
U deed mij stralen.  U deed mij glimlachen.  Wat u uitstraalt is bijna uniek te noemen.  U bent een grootheid maar uw houding en taal relativeert continu die verworven en bevochten status.  Op het podium zie ik die Brusselse ket.  Dat jonge ventje.  Op het podium zie ik die wijze wereldburger.  Die oudere man.  U geniet van uw leventje en in dat genieten verenigt u die beide rollen.  Dat te mogen zien, durf ik bijna een voorrecht te noemen.
 
Eergisteren liet u weten op pensioen te gaan.  Ik heb begrip voor uw besluit.  Toch betreur ik tezelfdertijd dat besluit.  Omdat ik besef dat nog zo vele mensen datgene zullen missen wat ik ooit hebben mogen ervaren op uw verjaardagsfeestje in de Gentse Bijloke.  Maar ik heb u nog kunnen zien.  Op het nippertje, dat wel.  Die herinnering koester ik nu nog meer.  Dat concert draag ik nu nog meer in mijn hart.
 
Toots, ik wens u het allerbeste.  Maar bovenal wens ik u te danken.  Want dat laatste had ik nog niet gedaan.
 
Met vriendelijke groeten.

Clip:
Toots Thielemans – Smile.


woensdag 12 maart 2014

Een wedstrijdje? Nooit zomaar vrijblijvend.

Een wedstrijdje spelen? Nooit kan dat vrijblijvend zijn.  Toch niet bij mij.  Ik huldig die Olympische gedachte niet.  Deelnemen is belangrijker dan winnen, ik lach die gedachte weg.  Al te naïef.  Weinig realiteitszin.  Heel misschien een schrale troost voor de verliezende partij, meer kan die gedachte niet zijn.  Ik wil winnen, ik wil winnen, ik wil winnen, … Die mantra nestelt zich oneindig in mijn hoofd.  Die mantra wordt de motor van mijn sportief handelen.
 
Kort vóór de wedstrijd gebeurt dat onvermijdelijke.  Een metamorfose treedt bijna onzichtbaar in.  Onmerkbaar voor de nonchalante toeschouwer.  Duidelijk merkbaar voor de attente tegenstander.  In mijn ogen nestelt zich dat killersinstinct.  Tijdens de wedstrijd zal dat instinct niet verdwijnen.  Het blijft mijn vertrouwde metgezel.  In het wit van mijn ogen verschijnt in rood fluorescerende, nauwelijks te lezen kleine lettertjes mijn mantra: ‘ik wil winnen’.  Tussen mijn opeengeklemde tanden wordt dat scherpe, imaginaire mes geklemd.  Want ik speel zoals dat ene spreekwoord, met het mes tussen de tanden.
 
Geen tactische besprekingen vooraf.  Eén doel speelt door mijn hoofd en door het hoofd van mijn ploegmaten: winst.  Meer hoeft niet besproken te worden.  Met dat ene doel voor ogen stappen wij het veld op.  De wedstrijd begint.
 
Geen aanpassingen.  Onmiddellijk zitten wij in de wedstrijd.  In het spel.  Geen angstig aftasten.  Initiatief, daar draait het om.  De tegenstander wordt geïsoleerd.  Wordt afgeschermd.  Posities worden ingenomen.  Stilstaan is geen optie.  Er wordt bewogen, er wordt gelopen.  Om toch dat ene vrije aanspeelpunt te worden.  Springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.  Zoals Herman Van Veen dat ene zinnetje zingt, zo spelen wij.  Met inzet.  Onversaagd.  Zonder enige rustpauze.  Aanval en verdediging wisselen elkaar vlot af.  Hebben wij de bal niet, dan wordt die bal afhandig gemaakt.  Zo eenvoudig is dat spelletje.
 
Er wordt geroepen.  Geschreeuwd wordt er niet.  Ondanks de inzet blijven wij hoffelijk.  Zelfs in het spel kunnen wij de gentleman niet onderdrukken.  Er wordt al eens geklaagd.  Er wordt al eens gejammerd.  Maar vloeken doen wij niet.  Ons agnostisch twijfelen doet onze vrees voor God niet teniet.  Wij weten dat Hij ons ziet.  Daarom vloeken wij niet.  Maar wij draaien met de ogen.  Wij stampen met de voeten.  Wij gooien onze handen verongelijkt de lucht in.  Dat laatste doen wij enkel bij tegenslag.  Als het ons meezit, lachen wij.  Breeduit.  
 
Wij gooien ons.  Wij smijten ons.  Tot de laatste minuut.  Tot de laatste seconde.  Onze concentratie verslapt niet.  Nooit.  Alert kijken wij rond.  Naar dreigend gevaar.  Naar een mogelijkheid tot scoren.
 
Na de wedstrijd doven die lichtjes in mijn ogen.  Die fluorescerende, kleine lettertjes verdwijnen.  Het killersinstinct wrijf ik uit mijn ogen.  Ik word opnieuw die beminnelijke jongen.  Tegenstanders worden gewoon weer vrienden.  Het leven herneemt zijn rustige ritme.  Wij worden terug mens.
 
Oh ja, indien u het mocht interesseren.  Ik had het niet over voetbal.  Niet over basketbal.  Niet over volleybal.  Niet over hockey.  Niet over rugby.  Niet over korf- of handbal.  Bestaan er dan nog andere sporten? Jawel, heel zeker.  Ik had het over tienbal.  Dat is mijn sport.  Voorwaar nog geen Olympische discipline.  Maar als het ooit zover komt, ben ik kandidaat.  Want één ding heb ik al, die winnersmentaliteit.

donderdag 6 maart 2014

Mooie liedjes: Toy.

Waarvan dromen groepen? Een internationale doorbraak.  Daarop hopen zij.  Want die doorbraak verschaft hen toegang tot de grotere podia en festivals.  Die doorbraak voert hen weg van al te kleine zaaltjes, waar voor drie man en een paardenkop gespeeld wordt.  Die doorbraak komt er niet zomaar.  Daar moet wel wat voor gedaan worden.  Er moet geïnvesteerd worden waarbij men uiteraard hoopt op een positieve return on investment.  Maar niet enkel de investeringen brengen de verhoopte doorbraak.  Er is toch ook altijd weer dat tikkeltje geluk.  Dat tikkeltje geluk, dat de groep onder de aandacht brengt van de juiste mensen.  Want die juiste mensen kunnen de juiste deuren openen en de verkeerde deuren sluiten.
 
Gisteren stond ik in De Centrale.  In het kader van The Big Next stond de Britse band Toy geprogrammeerd.  Die groep was mij onbekend.  Ik moet bekennen, alwetendheid schrikt mij af.  Net zoals zo vele andere dingen.  Maar laten wij niet afwijken.  Laten wij ons beperken tot de kern van de zaak.  Vóór het concert had ik even rondgewandeld op internet.  Enige voorbereiding vind ik noodzakelijk.  Om mij toch niet blindelings in het grote avontuur te storten.  In professionele muziekbladen werd de groep vergeleken met The Horrors en Deerhunter.  Die groepen deden niet de nodige belletjes rinkelen.  Die bellen bleven stilletjes hangen.  Veel wijzer was ik niet geworden.  Toch was er de hoop op een goed concert.  Recensies van hun laatste album, Join The Dots, lieten mij vermoeden dat dit geen broekventjes waren.  Het Britse NME gaf het album een grote onderscheiding.  Net zoals AllMusic en Clash.  Enkel het Belgische Enola buisde het album.  Wat zou het worden? Wie zou het grote gelijk binnenhalen? Of zou zoals altijd de waarheid in het midden liggen?
 
Het voorprogramma liet ik aan mij voorbijgaan.  Wat Charlie Boyer And The Voyeurs precies deden, zal ik dus nooit weten.  Eerst even een pintje drinken met de vrienden.  Beetje bijpraten.  Even peilen naar de gezondheid.  Naar het geluksgevoel.  Dat achtte ik noodzakelijk.  Noodzakelijker dan het voorprogramma.
 
Na één Westmalle stond ik in de zaal.  Eén Westmalle? Jawel, van alcoholisme zal u mij niet kunnen betichten.  Ik drink met verstand, zoals mij gevraagd wordt in allerlei campagnes.  Soms ben ik volgzaam.
 
Toy kwam het podium op.  Eventjes rustig inspelen was geen optie.  Van enige aanpassing was geen sprake.  Geen zachtjes aftasten zoals bij nieuwe vriendschappen wel gebeurt.  Vol met de voeten vooruit, dat was het.  Een vuistslag in het aangezicht.  Dit was hevig.  Dit was fel.  Eén brok energie.  Dit was rock zoals rock hoort te zijn.  Geen toegevingen.  Geen rustpauzes.  Recht vooruit, zonder om te zien.  Net zoals Julius Caesar kwamen zij, zagen zij en overwonnen zij.  Misschien overwonnen zij niet iedereen.  Misschien waren er nog twijfelaars.  Ik evenwel was verkocht.  Ik twijfelde niet.  Ik viel voor Toy.  Zonder enig voorbehoud.  Dat voorbehoud had Toy vakkundig gesloopt.  Song voor song brokkelde dat voorbehoud af.  Om aan het eind te moeten erkennen dat dit concert meer dan fantastisch was.
 
Ik wens Toy een schitterende toekomst.  Ik wens Toy die internationale doorbraak.  Omdat zij het verdienen.  Omdat zij het meer dan verdienen.  Als de groep dan hoge, internationale toppen scheert, kan ik dan zeggen dat ik dat groepje ooit nog in De Centrale gezien heb.  Met veel plezier zal ik dan terugblikken op die heerlijke avond.

Clip:
Toy – Join the dots.

woensdag 5 maart 2014

Uitgelezen: Ventoux. Brief aan Bert Wagendorp.

Beste Bert,
 
Ik had het mij voorgenomen.  Na het lezen van uw boek zou ik u een brief schrijven.  Dat zou ik doen.  Maar u zal weten dat tussen een voornemen en het eigenlijke handelen heel wat obstakels kunnen oprijzen.  Na het dichtslaan van uw boek ging ik niet aan tafel zitten.  Mijn laptop bleef dichtgeklapt.  Een brief kwam er niet.  Waarom niet? Honderden excuses kan ik aandragen.  Honderd excuses, die er eigenlijk nauwelijks toe doen.  Verontschuldigingen zijn gemakkelijk te vinden.  Soms al te gemakkelijk.
 
Deze week was ik op weg naar mijn werk.  Met de fiets.  Jawel, ik ben bezorgd om mijn ecologische voetafdruk.  Of nog anders gezegd, gemakzucht jaagt mij de fiets op.  Want ik wil niet bumperend aanschuiven in de ochtendfiles die mijn Gent dagelijks dichtstroppen.  Met mijn fiets kan ik gezwind laveren tussen stotterende wagens.  Vlotjes fiets ik naar en van mijn werk.  Zonder enig oponthoud.  Maar ik wil u niet vermoeien met onze Gentse mobiliteitsproblemen.  Dat is voor u een te ver van uw bed show.  Ongetwijfeld hebt u andere besognes.
 
Toch is mijn fiets de reden waarom ik mij tot u richt.  Met mijn fiets reed ik deze week over de nog zichtbare eindmeet van de Omloop Het Nieuwsblad.  Op weg naar mijn werk moet ik daarlangs passeren.  Met die eindmeet in zicht gebeurde iets vreemds.  Ik vervelde.  Niet langer was ik op weg naar mijn werk.  Plots was ik profwielrenner op weg naar de zege in de Omloop.  In mijn hoofd hoorde ik het publiek wild juichen.  Het publiek scandeerde mijn naam.  Even ging ik nog hard op die trappers stampen.  Om de achtervolgers op afstand te houden.  Ik fatsoeneerde snel nog mijn wielershirt ter wille van mijn sponsor.  Mijn handen gingen de lucht in.  Handkusjes gooide ik naar mijn talrijke fans.  Uit voorgaande kan u mijn ziektebeeld afleiden.  Ik ben de ingebeelde wielrenner.  Bij de minste helling waan ik mij op Alpe d’Huez.  In mijn hoofd hoor ik de commentator euforisch juichen en zeggen dat ik op weg ben naar de overwinning in een heroïsche bergrit.  De minste kasseistrook wordt plotsklaps het Bos van Wallers.  Over die strook dender ik naar de eindmeet.  Jawel, in mijn hoofd heb ik al een indrukwekkend palmares bijeengefietst.  In mijn hoofd wordt mijn naam samen uitgesproken met Eddy Merckx.  Wij staan op gelijke hoogte.  In mijn hoofd weliswaar, laat daarover geen misverstand bestaan.  In het echte leven zucht ik bij de minste tegenwind en verlang ik naar een elektrische fiets.  U ziet, aan mij is geen wielrenner dood gegaan.
 
Maar het voorgaande deed mij terugdenken aan uw boek.  In uw boek ondergaan enkele van de hoofdrolspelers hetzelfde fenomeen.  Ook zij vervellen in hun hoofd tot zegevierende wielrenners.  Wij hebben iets gemeen.  Die gemeenschappelijke band bracht mij terug tot mijn voornemen.  Dat voornemen u ooit een brief te sturen.  Belofte maakt schuld, dat zegt een oud gezegde.  Het werd tijd mijn schuld af te lossen.
 
Uw boek stond al een tijdje in mijn kast.  Ongelezen.  Iets weerhield mij aan uw boek te beginnen.  Nochtans had ik positieve kritieken gehoord en gelezen.  Maar telkens ik naar uw boek greep, kon ik maar niet beginnen.  Heel misschien was het die schreeuwerige zelfklever op de kaft.  Daarop wordt gemeld dat Ventoux het boek van de maand is.  Toch volgens het boekverkoperspanel van DWDD.  Lange tijd was ik in het ongewisse wie of wat DWDD was.  Google bracht mij het antwoord.  DWDD staat voor De Wereld Draait Door.  Niemand minder dan Matthijs van Nieuwkerk raadde uw boek aan.  Matthijs, een sympathiek man.  Mijn voorbehoud brokkelde af.  Ik nam het boek ter hand.
 
Ik begon aan het boek.  Een oerboek over vriendschap.  Zo werd het boek omschreven op diezelfde schreeuwerige zelfklever.  Alweer een lichte overdrijving, dacht ik.  Een truc van de foor, zoals zij bij ons zeggen.  
 
Een boek moet gesavoureerd worden.  Een boek moet men heel zachtjes tot zich nemen.  In kleine stukjes.  Ik weet dat dit wel eens beweerd wordt.  Maar die bewering was bij dit boek van geen tel.  Van savoureren was geen sprake.  In sneltreinvaart raasde ik naar het einde.  Ik verslond het boek.  Want ik wou weten.  Ik wou weten of die vriendschap overeind zou blijven of toch finaal zou imploderen.  Vurig hoopte ik op een happy end.  Want dat was wat ik die zes vrienden bovenal gunde.  Tijdens het lezen waren die vijf jongens en één meisje deel van mij geworden.  Het leek alsof ik werd opgenomen in hun vriendenkring.  Alsof ik in hun wiel de Ventoux op- en afreed.
 
Met het dichtslaan van het boek sloot ik die zes vrienden in mijn hart: David, Peter, Laura, Bart, Joost en André.  Ik wou hen niet loslaten.  Toch niet onmiddellijk.  Een tijdje wou ik hen nog vergezellen om er zeker van te zijn dat het verder goed zou gaan met hen.  Maar dat kan niet.  Dat is onmogelijk.  Dat is eigen aan dit soort boeken.  Dit soort boeken wordt ingedeeld in fictie.  Die indeling zegt alles.
 
Beste Bert, ik wil u danken.  Danken voor dit heerlijke, spannende boek.  Dit boek was ontroerend mooi.  Eenvoud kan krachtig zijn.  Dat wordt bewezen met dit boek.  Een eenvoudig verhaal maar op een dergelijke wijze verteld dat het die eenvoud verre overstijgt.  Het boek zit nog steeds in mijn hoofd.  Heel af en toe keer ik nog even terug.  Om te genieten.  Het boek is intussen teruggeplaatst in de boekenkast.  Als ik de rug bemerk van het boek, krimpt mijn hart heel eventjes.  Omwille van die ontroerende schoonheid, in dat boek verwoord.  Omwille van die warme vriendschap, evenzo verwoord in dat boek.
 
Ik zal het boek aanprijzen.  Aan vrienden.  Aan vriendinnen.  Als zij mij zullen vragen waarom zij het boek moeten lezen, zal ik niet aarzelen.  Het is een oerboek over vriendschap, dat zal ik hen zeggen.  Zoals op die zelfklever op de kaft.  Dat is de kern.  Meer moeten ze zelf ontdekken.  Zoals ik heb gedaan.  Dat ontdekkend plezier wil ik hen niet ontnemen door al te enthousiaste uitweidingen.  Een oerboek over vriendschap, dat moet volstaan.
 
Met vriendelijke groeten.