woensdag 30 oktober 2013

Searching for Sugar Man. Een aanrader.

Tiramisu? Zonder enige twijfel kan iedereen u het recept van dit Italiaans zoethoudertje doorgeven.  Onmiddellijk en zonder enig nadenken.  Moeilijker wordt het als wij vragen naar het recept van succes.  Dat is een andere kwestie.  Succes? Hoe komen wij tot succes? Een samenloop van omstandigheden, dat kan een mogelijk antwoord zijn.  De juiste man, de juiste plaats, het juiste moment.  Die combinatie kan ons tot succes brengen.  Maar wie is die juiste man? Waar is die juiste plaats? Wat is dat juiste moment? Niemand die het weet.  Pas als wij succes hebben, kunnen wij terugblikken en kunnen wij alles netjes ontleden.  Pas dan kunnen wij aangeven wie of wat die drie noodzakelijke ingrediënten zijn.  Pas als wij succesvol zijn, kunnen wij succesvol analyseren.  Zolang wij de sterrenstatus niet bereikt hebben, blijft het een proces van vallen en opstaan.
 
Sixto Rodriguez? Heel waarschijnlijk laat deze Amerikaanse singer-songwriter geen belletje rinkelen bij u.  Die naam zegt u heel waarschijnlijk helemaal niks.  Geen paniek, rustig blijven.  Dat u die naam niet kent, hoeft u niet te verbazen.  Zijn twee albums, ‘Cold Fact’ (1970) en ‘Coming From Reality’ (1971), werden nauwelijks of niet opgemerkt.  Deze artiest opereerde in de marge.  Hij bleef onder de radar, werd door niemand opgemerkt.
 
De grote doorbraak bleef uit in zijn thuisland.  In Zuid-Afrika verging het hem anders.  Daar werd hij een ster.  Bij toeval bijna.  Een meisje keerde terug uit Amerika met een cassette.  Op die cassette stond de muziek van Rodriguez.  Die cassette ging rond onder vrienden.  Dat ene vonkje werd een groot vuur.  Enkel in Zuid-Afrika.  De sterrenstatus van Rodriguez werd nog versterkt door wilde verhalen.  Broodjeaapverhalen over deze artiest tierden welig in Zuid-Afrika.  Rodriguez zou dood zijn.  Een overdosis zou hem fataal geworden zijn.  Hij zou zichzelf door het hoofd geschoten hebben op het podium.  Hij zou zichzelf in brand gestoken hebben op het podium.
 
Van die wilde verhalen bleek helemaal niets waar te zijn.  Rodriguez bleek alive en kicking te zijn.  Tot die slotsom kwam de regisseur Malik Bendjelloul in zijn documentaire ‘Searching for Sugar Man’.  Hij ging op zoek naar dat Zuid-Afrikaanse fenomeen.  Geen gemakkelijke zoektocht want over Rodriguez was nauwelijks iets bekend.  Maar in Amerika vond hij de man.  In Detroit.
 
De documentaire werd een succes.  In 2013 won de film de Oscar voor Beste Documentaire.  In 2012 won hij de publieksprijs op het Sundance Film Fesitval.  Over de hele wereld viel de documentaire in de prijzen.  In de slipstream van dit succes stond Rodriguez op uit de vergetelheid.  Hij schudde het stof van zich af.  Eindelijk kon hij oogsten wat hem zo lang niet werd gegund: succes.  Op zeventigjarige leeftijd kan Rodriguez op wereldtournee.  Hij kan zijn liedjes brengen voor een ruim publiek.  Dat is toch waar het uiteindelijk om draait voor een muzikant.
 
Op zondag 3 november zendt Canvas deze documentaire uit.  Om 22.35 uur.  U moet kijken.  Niet enkel omwille van het prachtige verhaal.  Maar bovenal omwille van die muziek.  Want die is heerlijk fantastisch.

Links:
Website Rodriguez.

Trailer:
Searching for SugarMan.

dinsdag 29 oktober 2013

Brief aan de onbekende mevrouw.

Geachte,
 
Wij kennen elkaar niet.  Tot zondagmiddag hadden wij elkaar nog nooit ontmoet.  Maar zondagmiddag zou alles veranderen.  Die middag zouden wij elkaar treffen.  Ondanks die ontmoeting hebben wij niet uitgebreid met elkaar kunnen kennismaken.  Uw naam blijft mij onbekend.  Vandaar die nogal koude aanspreking boven in mijn brief.  Ik had u willen aanspreken bij de voornaam.  Maar onze ontmoeting was te kort.  Er was geen tijd voor uitwisseling van gegevens.
 
Zondag reed ik naar Ikea.  Niet omdat ik mijn woonkamer wou herinrichten.  Een onmiddellijke en extreme make-over van mijn appartementje staat niet ingepland.  Ik kwam naar Ikea voor een portie mosseltjes.  Meer zou het niet worden.  Enkel mosseltjes.  Dan terug de wagen in.  Een culinair blitzbezoek aan de Zweedse meubelgigant.
 
Blijkbaar was ik die dag niet als enige naar de Ikea gekomen.  Het was druk.  Bijzonder druk.  Een reglementaire parkeerplaats was moeilijk te vinden.  Ik kleur met voorkeur binnen de lijntjes.  Illegaal gedrag is niet onmiddellijk aan mij besteed.  Geen wildparkeren voor mij.  Ik ga op zoek naar die ene vrije plaats.  Zondag viel het dus niet mee.  Ik had al enkele rondjes gedraaid op de parking.  Wanhoop deed mij bijna besluiten terug huiswaarts te keren.  Maar juist op dat moment kwam dat vriendelijk madammetje aangewandeld.  In wanhoop is de redding steeds nabij.  Zij gaf mij te kennen dat zij vertrok.  Zij bood mij haar staanplaats aan.
 
Ik ging op de rem staan.  De zoektocht was voorbij.  Ik had mijn plaatsje.  Nog heel even en ik kon mijn wagen stallen.  Mijn knipperlicht schakelde ik aan.  Om iedereen aan te geven dat het weldra vrij te komen plaatsje aan mij was toegewezen.  Ik wachtte rustig af om mijn manoeuvres te starten.
 
Dat was het moment dat ik u tegenkwam.  Dat was het moment waarop u mijn leven binnentrad.  U kwam vanuit de andere richting aangereden.  U zag een auto wegrijden uit een kort daarvoor nog bezette parkeerplaats.  Uw knipperlicht ging aan.  U leek mij niet te zien.  U leek niet op te merken dat ik daar al een tijdje geduldig stond te wachten.  Of neen, u merkte mij wel op.  Maar u gaf een heel andere invulling aan de bestaande situatie.  U was eerst.  Dat plaatsje was voor u.  Daarover bestond geen enkele twijfel.  Zo dacht u.  Om uw verkeerde interpretatie toch nog meer kracht van overtuiging te geven, stapte u uit.  U ging voor mijn wagen staan zodat uw man rustig de vrijgekomen plaats kon inrijden.  Ik vermoed dat u de voorbije week op uw bedrijf een assertiviteitstraining had gehad en dat u dit het juiste moment vond om de vele theorie in de praktijk om te zetten.
 
Heel kort moest ik even denken aan die eeuwige discussie over de kip en het ei.  Wie was er het eerst? Ik weet het niet.  Een correct antwoord heb ik nog steeds niet gevonden.  Maar zondag wist ik het wel.  Zonder enige aarzeling.  Ik was eerst.  Ik zou niet wijken.  In vele delen van de wereld wordt hevige strijd geleverd om rechtvaardigheid.  In vele delen van de wereld leveren mensen dagelijks strijd om een rechtvaardige behandeling.  Dit zou mijn kleine ministrijd worden.  Dat moment werd ik heel even Rosa Parks.  Neen, ik zou mijn plaats niet afstaan.  
 
Ik reed vooruit.  Heel lichtjes.  Ik was vastberaden.  U zou in het zand bijten.  Zoveel was zeker.  Ik bleef rijden.  Heel zachtjes.  U ging wild tekeer.  Ik was vastbesloten.  Zachtjes reed ik tot uw benen aan.  In mijn ogen las u vastberadenheid.  U ging aarzelen.  U zette een stapje terug.  Ik volgde u met de wagen.  Nog altijd heel rustig.  Nog altijd heel zachtjes.  Rechtvaardigheid dreef mij vooruit en drong u achteruit.  U plooide.  Ik kon parkeren.  Ik zegevierde.  Rechtvaardigheid won.  Ondanks mijn zege bleef ik nederig en bescheiden.  Geen uitbundigheid.  Wel ingetogenheid.
 
Ik stapte uit.  Ging op weg naar de ingang van Ikea.  Het verlies viel u zwaar.  Hysterisch kwam u aangerend.  U had mijn nummerplaat, u zou de politie bellen.  Slagen en verwondingen, dat was de beschuldiging.  Eventjes meende ik te moeten reageren.  Om die noodzakelijke puntjes op de i te zetten.  Maar ik hield mij in.  Ik dacht aan die wijze raad van mijn vader.  Niet reageren op hysterische vrouwen, vertelde mijn vader.  Dat zou nog meer het vuur aanwakkeren, zo vertelde mijn zelfde vader verder.  Ik zweeg dus.  Ik liet de storm over mij heengaan.
 
Maar zelfs stilzwijgen kan het vuur van een hysterische vrouw aanwakkeren.  U volgde mij tot in het restaurant.  Om een vloek over mij uit te spreken.  U riep mij toe dat ik mij moest verslikken in mijn heerlijke mosseltjes.  Gedurende uw tirade bleef ik stoïcijns kalm.  Een kalmte, door u verkeerd geïnterpreteerd als agressie.  U zette mij weg als een agressieveling.  U bleef razen en tieren.  Ik bleef zwijgen.  Uiteindelijk ging uw storm liggen.  Uw vuur doofde uit.
 
Ik kan geen verklaring vinden voor uw doldwaze raid.  Jawel, ik moest lachen.  Om uw gedrag.  Om mijn gedrag.  Dit alles was helemaal niet nodig.  Maar heel soms moet een nutteloze strijd gestreden worden.  Dat meende ik zondag.  Dat deed ik zondag.
 
Ondanks al het voorgaande, wens ik u alle succes toe in het verdere leven.  U ziet, ik ben een vriendelijke jongen.  Een vriendelijke jongen, enkel en alleen op zoek naar een parkeerplaats.
 
Met oprechte groeten.

maandag 28 oktober 2013

Lacrima. Gezien in Minnemeers, NTGent.

'r zijn van die haken in het leven,
als ge d'r aanhangt,
ge moogt spartelen wat ge wilt,
ge zit er aan vast.
 
Met die woorden begint de voorstelling Lacrima, de nieuwste van Arne Sierens.  Die woorden zullen over de voorstelling blijven hangen.  Die woorden blijven hangen over de monoloog van Chief.  De woorden van Chief snijden en kerven.  Zijn woorden zijn welgekozen.  Vervellen tot een aanklacht.  Worden bijna een politiek pamflet.
 
Lacrima vormt een heuse tegenstelling met vorige stukken van Arne Sierens.  Vorige stukken schetsten een aantal personages.  Personages uit één van de Gentse volkswijken.  Steeds met een licht humoristische ondertoon, bedoeld om de voorstelling lichter en meer verteerbaar te maken.  Die ondertoon ontbreekt volledig bij Lacrima.  Deze voorstelling is niet bedoeld als amusement.  Is niet bedoeld als verstrooiing.  Deze voorstelling wil wakker schudden.  Dat wakker schudden gebeurt in een dolgedraaide monoloog.  Hij schopt tegen alles en iedereen.  Alles en iedereen moet het ontgelden.  
 
In de voorstelling keert Chief terug naar de wijk waar hij opgroeide.  Op zoek naar de verdwenen zoon van zijn ex-lief.  Die terugkeer maakt hem niet gelukkig.  Hij had gezworen nooit meer terug te keren.  Maar dan zijn daar die haken in het leven.  Die haken trekken Chief terug.  Terug naar een leven, dat Chief achter zich wilde laten.
 
Die terugkeer voert Chief terug naar het verleden.  Een verleden in een sociale woonwijk met weinig uitzicht op kansen en mogelijkheden.  Die sociale woonwijk noemt Chief weinig flatterend Het Reservaat.  Dat Reservaat is zoveel als een isoleercel.  Een isoleercel waarin alle miserie wordt weggestopt.  Een isoleercel waarin alle mislukkelingen en hopelozen worden weggestopt.  Dat verleden schetst geen fraai beeld.  Een harde realiteit wordt ons voorgeschoteld.  Afwezige vaders.  Verkeerde helden.  Alcoholverslaafde moeders.  Slechte vrienden.  Criminele feiten.  Verwaarlozing.  Iedereen trekt elkaar naar beneden.  Niemand in de wijk stijgt boven het maaiveld uit.
 
Zijn terugkeer bevestigt het beeld van Chief over Het Reservaat.  Niks is veranderd.  Alles blijft bij het oude.  Enkel de populatie is gewijzigd.  Die populatie is meer internationaal geworden.  De miserie is geglobaliseerd.  Andere gezichten, zelfde problemen.  Die haken in het leven uit het begin van de voorstelling worden niet gebruikt om mensen op te vissen.  Niet gebruikt om mensen uit die poel van miserie te sleuren.  Neen, die haken worden gebruikt om mensen naar beneden te trekken.  Om die mensen beneden te houden.  Zodat zij ter plaatse blijven trappelen.  Zodat zij hun miserie overdragen.  Van generatie op generatie.
 
Nuance? Geen plaats hiervoor in deze voorstelling.  De taal is hard.  Het verhaal zwart.  Chief schippert niet tussen zwart en wit.  Geen grijs compromis.  Enkel zwart voor Chief.  De monoloog bonkt en slaat.  Maar de harde taal van Chief wordt soms omwikkeld.  Wordt soms omzwachteld met de tedere en zachte toetsen van die ene danseres op het podium.  Zij mildert de taal.  Zij doet hoop vermoeden.  Zij biedt een uitkijk op redding.  Of is dat slechts mijn interpretatie?
 
Lacrima.  Een harde voorstelling dat ons dwingt na te denken over woonbeleid.  Over sociale huisvesting en een mogelijke invulling van dat beleid.  Over een sociale politiek.  De voorstelling is voorbij.  De vragen blijven.  Keren steeds terug.
 
Link:
 
Trailer:
 
 

zondag 27 oktober 2013

A perfect day?

Ik zit voor de computer.  Bezig met het opkuisen van alle bestanden op mijn computer.  Dat blijkt nodig te zijn.  De computer is te traag.  Dat wekt ergernis op.  Want alles moet snel gaan.  Zo is het toch? De computer is te traag.  Dat moet verholpen worden.  Schijfopruiming wordt mij aangegeven als een mogelijke remedie.  Ik luister.  Ik volg de mij doorgegeven raad op.
 
Terwijl ik voor mijn computer het kuisproces opvolg, stelt mijn vriendin plots die ene vraag.  Raad eens wie er net gestorven is? Aan de verbaasde en verwonderde reactie meen ik dat het antwoord op deze vraag een belangrijk iemand moet zijn.  Ik ben nieuwsgierig en vraag onmiddellijk naar het antwoord.  Maar dat krijg ik niet zomaar cadeau.  Er moet geraden worden.  Via vragen waarop enkel kan geantwoord worden met ja of neen. 
 
Het is zondagavond.  Ik ben moe.  Toch doe ik een poging.  Mijn zoektocht en weinig enthousiaste vraagstelling brengt mij tot een Amerikaans zanger.  Verder geraak ik niet.  Het correcte antwoord volgt niet.  Ik vraag om extra hints.  De eerste letter van voor- en familienaam.  Mijn vriendin is niet te vermurwen.  Ik moet verder blijven vragen.  Maar het lukt mij niet.  Ik wil de handdoek in de ring gooien.  Ik neig naar opgave.  Maar dan doet mijn vriendin een toegift.  Zij neuriet die ene wereldhit.  Nog maar net begonnen en ik weet het al.  A Perfect Day, roep ik.  Lou Reed, roep ik.
 
Inderdaad, Lou Reed is vandaag overleden.  Op eenenzeventigjarige leeftijd.  Twee maal schrik ik.  Ik schrik als ik de naam hoor.  Ik schrik als ik de leeftijd hoor.  Lou Reed is niet meer.  A Perfect Day krijgt plots een zwart randje. 
 
Link:
 
 

vrijdag 25 oktober 2013

Time is money. Tijd kopen of tijd nemen?

Quality time.  Time management.  Time is money.  De tijd is verworden tot een economisch goed.  Tijd is kostbaar en mag daarom niet verspild worden.  De kostbare tijd moet nuttig ingevuld worden.  Een kwaliteitsvolle tijdsbesteding, dat is waar het nu om draait.  Verveling en/of rust moeten vermeden worden.  Dat is verkwisting.  Enkele uren gewoonweg niks doen, dat mag niet.  Een schuldgevoel dreigt om de hoek.
 
Heb jij even voor mij, maak wat tijd voor mij vrij.  Frans Bauer, de vrolijke Nederlander, zong het al in één van zijn vele hits.  Tijd maken voor elkaar, het is geen evidentie.  Die tijd moet ingepast worden in een al zwaar bevraagd agenda.  Die tijd moet ingepast worden in de schaarse tijd, die ons nog rest.  Keuzes moeten gemaakt worden.  Een overvolle agenda dreigt.  Een te overvolle, uitpuilende agenda kan.  Stress! Stress! Stress!
 
Wij hebben nauwelijks nog tijd.  Op de vraag of wij even tijd hebben, kijken wij met donderogen naar de vraagsteller.  Neen, wij hebben geen tijd.  Wij hebben een tekort aan tijd.  Want wij moeten zo veel.  Honderden dingen.  Duizenden dingen.  Gevaar voor overbevraging dreigt.  Wij moeten tijdig op de rem gaan staan.  Tijdig moeten wij ‘stop’ roepen.  Tijdig moeten wij vertragen.  Om zo te vermijden onszelf voorbij te lopen.
 
Die tijdsdruk ervaren wij niet enkel bij onszelf.  Niet enkel in de privésfeer.  Wij worden hiermee ook geconfronteerd op de werkvloer.  Langs allerlei kanalen worden wij bestookt met honderden vragen.  Vanuit de directie.  Vanuit de collega’s.  Vanuit de klanten.  Via telefoon.  Via fax.  Via mail.  Dagelijks vele vragen, die allemaal om een antwoord vragen.  Liefst zo snel mogelijk.  De tijd is beperkt maar wie maalt daarom?
 
Die tijdsdruk ervaren wij in de journalistiek.  De snelheid waarmee nieuws moet gebracht worden.  Want elke krant wil die ene primeur.  Die jacht op primeurs dreigt al eens in botsing te komen met de eisen van de journalistiek.  Checken, checken en nog eens checken.  Verifiëren.  Dat wordt al wel eens vergeten.  Dat gebeurt al eens te nonchalant.  De tijd gaat snel, een primeur wacht niet.  Dan knijpen wij toch al eens de ogen dicht?
 
Die tijdsdruk ervaren wij in de politiek.  De korte termijn, dat is van belang.  Enkel dat is onmiddellijk voelbaar en meetbaar.  Enkel dat is electoraal rendabel.  Dus, vergeet maar die langetermijnvisie.  Daarmee worden geen zieltjes gewonnen.  De partij moet zich verkopen.  Met leuke ideetjes.  Ideetjes, die snel en vlotjes worden verkocht.  De tijd vertaalt zich tevens in de houdbaarheidsdatum van politici.  De ene dag een topper, de andere dag een flopper.  Heel snel wordt iemand naar de hoogste toppen gekatapulteerd om met een even grote snelheid opnieuw afgebrand te worden.  Na deze publieke afgang rest enkel nog een leven in de coulissen.  Het grote, politieke schouwtoneel zal niet meer betreden worden.  De politiek, hand in hand met de media, verbrandt al te vlug zijn paradepaardjes.
 
Tijd kan benaderd worden vanuit vele domeinen.  Dat denkt ook Studium Generale van Hogeschool Gent.  De school organiseert rond dit thema een aantal lezingen.  Voor iedereen toegankelijk en volledig gratis.  Boeiende sprekers werden aangezocht en bereid gevonden hun licht te laten schijnen over dit thema.  Saskia de Coster, Dieter Ceustermans, Carl Devos, … 
 
Misschien even langsgaan.  Als wij tijd hebben, tenminste.  Of dienen wij tijd te maken? Voor één avondje die computer aan de kant.  Voor één avondje geen Facebook.  Voor één avondje de televisie uit.  U ziet, het is mogelijk.

Link:
Studium Generale – Het programma.

dinsdag 22 oktober 2013

Liefde is ... euh, euh, euh, ...

Wat is liefde? Een lastig vraagje.  Een behoorlijk confronterend vraagje.  Want voor dat antwoord gaan wij bij onszelf op zoek.  Omdat wij denken daar het antwoord te vinden.  Omdat wij hopen bij onszelf dat antwoord te kunnen vinden.  Wat is liefde? Een vraag dat ons tot stotteren en stamelen brengt.  Dat ons doet verstommen en verstillen.  Want een dergelijke vraag eist een diepzinnigheid.  Oppervlakkigheid moet vermeden worden.  Wij grijpen met beide handen naar onze haren.  Wij vervallen in nietszeggend gewauwel, rijkelijk aangevuld met euh’s, ooh’s en aah’s.
 
Wat is liefde? Een vraag, enkel gesteld bij gebrek aan of twijfel over.  Bij echte liefde zien wij onszelf als een verpersoonlijking van het antwoord.  Bij echte liefde stralen wij dat antwoord uit.  Het antwoord valt af te lezen van ons lichaam.  Ons volledige lichaam.  Dat volledige lichaam tintelt en blikkert.  Tintelende en blikkerende liefde.  Wanneer dan die vraag aan ons gesteld wordt, knipperen wij onbegrijpend met de ogen.  Wanneer die vraag gesteld wordt, vermoeden wij dat er storing zit op het veruitwendigen van dat antwoord.  Het tintelende en blikkerende doorstralen van dat antwoord lijkt blijkbaar niet te lukken.  Woorden moeten dat antwoord nodig aanvullen.  Woorden moeten het beeld versterken.  Dan komen wij terug op die euh’s, ooh’s en aah’s.
 
Wat is liefde? U hebt het al begrepen.  Deze vraag is bijna niet te beantwoorden.  Bij nood kan de televisie dan heel soms de oplossing aanreiken.  In ‘Alleen Elvis BlijftBestaan’ reikt Thomas Vanderveken een begin van antwoord aan.  Via een beeldfragment.  Blijkbaar vraagt liefde om beelden.  Niet om woorden.
 
Zijn gaste in dat praatprogramma, schrijfster Griet Op de Beeck, kiest een fragment uit de documentaire ‘Marina Abramovic – The artist is present’.  Voor haar performance The Artist is Present verblijft de artieste drie maanden lang zes dagen per week in het New Yorkse MoMA.  Bezoekers mogen tegenover haar plaatsnemen aan tafel.  Eén tafel, twee stoelen.  Eén artieste, één bezoeker.  Zij mogen elkaar aankijken.  Zonder enige beperking in tijd.  Ze mogen niet met elkaar spreken.  Zij mogen elkaar niet aanraken.  Dat was het uitgangspunt.
 
Dan, onaangekondigd en niet gepland, komt de ex van Marina Abramovic tegenover haar zitten.  Iets meer dan tien jaar waren zij een koppel.  Wat volgt, is van een adembenemende, ontroerende pracht.  Wat volgt, is heel misschien een antwoord op die vraag, waarmee ik dit stukje begon.  U moet het zien.  U moet het ervaren.
 
Ik wens u een warm en liefdevol kijkplezier.

Link:
Fragment 'Alleen Elvis Blijft Bestaan' - The artist is present.

maandag 21 oktober 2013

An old monk. Gezien in NTGent.

Een theatermonoloog.  Geschreven en gebracht door Josse De Pauw.  Muzikaal begeleid door het Kris Defoort Trio.  Tekst en muziek vechten om de aandacht.  Nu eens eist de tekst de hoofdrol.  Dan weer deemstert de tekst naar de achtergrond en treden de muzikanten op de voorgrond.  In die strijd verdringen zij elkaar niet.  Zij verstikken elkaar niet.  Zij versterken elkaar.  Zij beklemtonen elkaar.  Op momenten jaagt de muziek Josse De Pauw vooruit.  Hij raast, hij blaast.  Op andere momenten tempert de muziek diezelfde De Pauw.  Op die momenten houdt Josse De Pauw in.  Hij mijmert.  De muziek is heerlijk om te horen.  De tekst is heerlijk om te horen.  De samenwerking is meer dan geslaagd.
 
Een theatermonoloog.  Meer nog dan So You Think You Can Dance brengt deze voorstelling een ode aan het dansen.  Of neen, het is ruimer.  Veel ruimer.  Josse De Pauw brengt een ode aan het leven.  Want dansen stelt hij gelijk met leven.  Leven is gelijk aan dansen.  Er bestaat een wederkerigheid tussen beide.  De een voedt de ander.  Dansen is de hartslag van het leven.  Stoppen met dansen is sterven.  Dat is de bottom line.
 
Als jongeling dansen wij wild.  Ongeremd.  Het leven is één grote belofte.  De toekomst lacht ons toe.  Dat vieren wij.  Wilde danspasjes.  Wij lachen met alles en iedereen.  Wij zijn jong.  Vrijheid is ons deel.  Niks moet, alles mag.  Geen ingestudeerde danspasje.  Wij laten ons niet inkapselen.  Geen grenzen.  Hard en intens.  Zo dansen wij.  Zo leven wij.  Dansend stappen wij het grote leven in.
 
Dat grote leven brengt de ontnuchtering.  Plots botsen wij op grenzen.  Grenzen, gesteld door een relatie.  Grenzen, gesteld door een werkgever.  Grenzen, gesteld door kinderen.  Het wilde dansen is niet meer.  Het vuur in de danspasjes dooft uit.  Zachtjes en traag.  Tot wij stilstaan.  Tot wij stoppen met dansen.  Wij verhuizen naar de rand van de dansvloer.  Kijken naar die dansende jongeren.  Die jongeren, waarvan wij geen deel meer uitmaken.  Met dat kijken realiseren wij ons dat vele beloftes van toen niet werden ingelost.  Wij hadden verwachtingen.  Maar eens met beide voeten in het volwassen leven lijken veel van die verwachtingen een fata morgana te zijn.  Wij dansen niet meer.  Omdat het leven ons niet meer aanvuurt.  Teleurstelling en bitterheid verlammen onze benen.  Wij trekken ons terug.  Wij treden terug.  Allenigheid en stilte, dat is wat wij willen.
 
Maar dan komen die jaren.  Die laatste jaren.  Met die jaren komt het volle, ontnuchterende besef dat het leven eindig is.  Het jonge geloof dat wij onoverwinnelijk en onsterfelijk zijn botst met de bejaarde realiteit.  Plots beseffen wij dat wij het beste moeten maken van hetgeen ons nog rest.  De goesting komt terug.  De goesting om te dansen.  Als fel opgestoken middelvinger.  Met die goesting komt de zin van het genieten terug.  Wij omhelzen het leven.  De eindigheid dwingt ons er toe.  Het dansen gaat wat trager.  Maar de overgave is groter.  Intenser.  Eerlijker.  Gekker.
 
Bezinning, rust en stilte.  Daarvoor staat de monnik.  Intens, lust en bruisend leven.  Daarvoor staat het dansen.  Een perfecte balans tussen beide, dat moeten wij betrachten.  Heel misschien met een lichte voorkeur voor het dansen.  Gisteren kreeg ik een muzikale levensles op mijn bord.  Ik zal die belangrijke les ter harte nemen.  Ik zal dansen.  Ik doe het wel.  Nog steeds.  Maar het kan misschien altijd nog een beetje meer.  Toch?
 
Tot slot.  Als u mij die ene vraag zou stellen: één tip voor het jonge toneelseizoen? An old monk.  Dat zou ik antwoorden.  Kort en bondig.  Zonder enige twijfel.  Dit moet u zien.

Link met speeldata:
An Old Monk – Muziektheater Lod.


vrijdag 18 oktober 2013

Four Horsemen. Riders on the storm.

De wereld.  Onze aardbol.  Veel fantasie hebben wij niet nodig om een weinig optimistisch beeld te schetsen van die wereld.  Veel fantasie hebben wij niet nodig om een verhaal van angst en verdoemenis te schrijven.  Moord.  Terrorisme.  Ongelijkheid.  Bankencrisis.  Criminaliteit.  Honger.  Oorlog.  Opwarming van de aarde.  Falende staten.  Armoede.  Jawel, al die factoren samen kunnen wel eens aanleiding geven tot een zwarte kijk op de nabije en verdere toekomst.
 
Vanuit die vaststelling vertrekt ook Ross Ashcroft, de regisseur van Four Horsemen.  De titel van zijn documentaire versterkt nog dat overheersende beeld van een bijna failliete wereld.  De vier ruiters verwijzen naar het boek Openbaring uit het Nieuwe Testament.  Die ruiters zijn geen vrolijke jongens.  Zij brengen de Apocalyps, de finale ondergang van de wereld.  Zij brengen dood en verdoemenis over de wereld.  Over en uit.  Zonder enig pardon.  Zonder enig onderscheid.
 
De documentaire vertrekt vanuit een analyse van de huidige toestand.  Die analyse is weinig opbeurend.  Een negatief beeld van de huidige staat van deze wereld wordt weergegeven.  Maar daar stopt het niet.  In tegenstelling tot wat de titel van de documentaire doet vermoeden, baadt deze film niet in zwartgalligheid.  Of toch niet volledig.  De regisseur gaat verder dan die enkele analyse.  Hij biedt ook een oplossing.  Een alternatief voor ons huidig economisch systeem wordt uitgetekend door een aantal grote denkers van deze wereld.  Ondermeer NoamChomsky, Lawrence Wilkerson en Joseph Stiglitz laten hun licht schijnen over de richting, die de wereld moet gaan.  Helder en duidelijk schrijven zij een recept.  Een wondermiddel tegen de alom heersende malaise.
 
Die vernieuwende ideeën zijn noodzakelijk in een wereld, waarin wij ons tevreden lijken te stellen met gewoon verder aanmodderen.  In een wereld, waarin het besef dat wij tegen de grenzen van het huidige economische systeem botsen nauwelijks lijkt door te dringen.  In een wereld, waarin nauwelijks of geen lessen worden getrokken uit de voorbije en huidige bankencrisis.  In een wereld, waarin grote multinationals regeringen degraderen tot al te kleine bijrollen.  Business as usual, dat lijkt wel de tendens.  Maar het moet anders.  Dat vraagt lef.  Dat vraagt moed.  Lef en moed om tegen de stroom in te roeien.  Deze documentaire lijkt daartoe een aanzet te zijn.  Een aanzet tot discussie.  Tot debat.

Ik wens u veel verruimend kijkplezier.

Link:
Four Horsemen – de documentaire.

donderdag 17 oktober 2013

De verjaardagenkoper. Een goed boek?

Wanneer is een boek goed? Een vervelende vraag.  Met ongetwijfeld ontelbare mogelijke en juiste antwoorden.  Afhankelijk van de wensen van de lezer.  Afhankelijk van de verwachtingen van diezelfde lezer.  In het Canvas-programma ‘Alleen Elvis blijft bestaan’ formuleerde Stefan Brijs dat een boek moet blijven hangen in het hoofd van de lezer.  Als dat gebeurt, is het boek geslaagd in zijn opzet.  Dan mag het boek als goed beschouwd worden.  Dat is de mening van een literaire vakman.  Wie ben ik dan om hiertegen in te gaan? Ik ben een ordinair lezertje.  Welke kennis kan ik stellen tegenover de professionele literator? Geen.  Toch als ik mij plaats tegenover een gelauwerd auteur.  In alle bescheidenheid buig ik dan mijn hoofd.
 
Onlangs las ik De Verjaardagenkoper.  Van Adolfo GarciaOrtega.  De aanzet tot het schrijven van dat boek was een korte passage in Respijt, een boek van Primo Levi.  Een kruisbestuiving tussen auteurs als het ware.  In Respijt vertelt Levi over een driejarig jongetje.  Dat jongetje werd geboren in Auschwitz.  Datzelfde jongetje stierf in Auschwitz.  Drie te korte levensjaren in een concentratiekamp.  Dat aangrijpende gegeven zet Ortega aan tot een literair experiment.  In zijn boek schenkt hij dat driejarig jongetje een nieuw en langer leven.  In een fictief verhaal toont hij wat dat jongetje had kunnen worden.  Wat zijn ouders hadden kunnen zijn.  Hij koopt verjaardagen voor dat jongetje in een poging tot herstel van definitieve schade.
 
Dat is het boek.  Dat is het verhaal.  Maar is het een goed boek? Volgens de stelling van Stefan Brijs zou ik moeten besluiten dat het een goed boek is.  Het boek bleef zich in mijn hoofd wentelen.  Het boek liet mij niet los.  Het bleef aan mij kleven.  Zelfs na het lezen van de laatste bladzijde.  Zelfs na het boek teruggeplaatst te hebben in het opengevallen gat in de boekenkast.  Ondanks dat klevende karakter van het boek durf ik toch te twijfelen.  Te twijfelen of dit wel een goed boek is.
 
Het boek blijft voornamelijk hangen omwille van het thema.  Dat thema is zwaar.  Emotioneel zwaar.  Enkele passages over het leven in het kamp kruipen behoorlijk in de kleren.  Het valt moeilijk deze beelden zomaar af te schudden.  De vrolijkheid van het leven krijgt heel eventjes een heuse knauw.  De accuraat beschreven folteringen tasten de visie over het mensbeeld aan.  Mensen zijn beesten met een klein, gemakkelijk af te krassen laagje beschaving.  Dat zegt mijn moeder vaak.  Aan die woorden moest ik denken bij het lezen van dit boek.  Wat heeft een mens nodig om tot beul te vervellen? Hoever moet men mensen duwen om tot nauwelijks te geloven beulspraktijken te komen? 
 
Dat thema maakt het boek interessant.  Omwille van dat thema is het boek waard om gelezen te worden.  Maar is het dan ook een goed boek? Die vraag heb ik nog steeds niet beantwoord.  Ik blijf er wat om heen fietsen.  Laat mij dan kort zijn.  En duidelijk.  Het boek is niet slecht.  Maar ook niet goed.  Het boek zal niet in mijn lijstje van toppers belanden.  Daarvoor is het boek te onevenwichtig.  Daarvoor lijdt het boek op sommige punten aan een te groot gebrek aan geloofwaardigheid.  Op sommige punten gaat de auteur al eens stevig uit de bocht.  In zijn geheel kan het boek niet overtuigen.  Te veel verslag, te weinig roman.  Beetje jammer.
 
Kan ik het boek aanraden? Jawel, omwille van een te aangrijpende emotionaliteit.  Een emotionaliteit eigen aan het thema.  Kan ik het boek afraden? Jawel, omwille van een literaire onvolmaaktheid.  Voorwaar, een tweeslachtig besluit.
 

woensdag 16 oktober 2013

Arno. Life to the beat.

Arno.  U bent fan.  Bij het verschijnen van het nieuwste album, kent u geen twijfel.  Bijna als eerste koopt u dat nieuwe schijfje.  Bij het verschijnen van de biografie, kent u geen twijfel.  Bijna als eerste koopt u dat boek.  Dat gebrek aan twijfel is wat een fan tot fan maakt.  Die onvoorwaardelijkheid verbant elke twijfel.  Diezelfde onvoorwaardelijkheid verbant elke kritiek.  U koopt en weet al op voorhand dat het goed zal zijn.
 
Maar dan verschijnt in 2010 dat ene fotoboek.  In 2010 ligt ‘Arno.  Life to the beat’ in de winkel.  In tegenstelling tot wat u anders doet, aarzelt u nu.  Niet omwille van de artistieke waarde twijfelt u.  Het is iets anders.  Dat prijskaartje doet u twijfelen.  Veertig euro voor een boek.  Voor een fotoboek niet echt veel maar toch.  U aarzelt.  Herhaalde malen hebt u dat boek in uw handen gehad.  Herhaalde malen hebt u doorheen dat boek gebladerd.  Maar even zo vele malen hebt u dat boek teruggeplaatst.  Met pijn in het hart.  Uw fanschap botst met een snel uitgevoerde kosten-batenanalyse.  Jawel, het is veel geld.  Jawel, het is een schitterend boek.  De kosten halen het van de baten.  Het fotoboek belandt niet in uw boekenkast.
 
Maar enkele jaren later komt er dat uitzonderlijke aanbod.  Uitgeverij Lannoo organiseert een boekenmarkt.  Tal van boeken worden aangeboden tegen een fikse korting.  Een collega had mij attent gemaakt op deze boekenmarkt.  Ik ben een boekenwurm.  Voor buitenkansjes ben ik niet ongevoelig.  Ik surfte naar de website.  Van het aanbod werd ik niet onmiddellijk wild.  Kookboeken.  Kinderboeken.  Reisboeken.  Nauwelijks geen romans.  Ondanks deze tegenvaller hield ik vol.  Ik doorliep die vijfentwintig bladzijden.  Dat fanatiek doorworstelen van die vele bladzijden bracht mij bevestiging van de waarheid in dat ene gezegde: de aanhouder wint.  Want mijn zoektocht bracht mij tot dat ene fotoboek van Danny Willems.  Dat ene fotoboek over Arno.  Nu voor slechts twaalf euro.  Onmiddellijk was ik weer fan.  Zonder enige twijfel heb ik dat boek besteld.  Dat heerlijke boek.  Dat prachtige boek.  Een overzicht van een rijke carrière aan de hand van foto’s, gebundeld in dat ene boek.
 
Van veertig naar twaalf euro.  Soms kan het goed zijn ook als fan heel even te twijfelen.
 
Link:
Uitgeverij Lannoo - Boekenmarkt (voor het boek van Arno, surfen naar pag. 14).  Actie nog tot 31/10.

 

dinsdag 15 oktober 2013

De grootmoefti spreekt ...

Pagina drieëntwintig.  Weggeduwd in een klein hoekje van de krant, onderaan rechts.  Daar geplaatst alsof het de ruimte van een weggevallen advertentie moet invullen.  Ik heb dat kleine artikeltje opgemerkt.  Ik heb het zelfs gelezen.  Ik heb gemerkt dat het grote nieuws niet altijd voorpaginanieuws is.  Ik heb vastgesteld dat groot en baanbrekend nieuws ook weggeborgen kan zitten in een klein hoekje.
 
De grootmoefti van Saoedi-Arabië verklaart dat de islam elke vorm van terrorisme verbiedt.  Die grootmoefti is niet zomaar een mannetje.  Hij is één van de belangrijkste soennitische geleerden in de wereld.  In de functie van grootmoefti is hij raadgever van de regering.  Hij is de hoogste geestelijke leider van het land.  Dit is dus niet Jan met de pet.  Deze man spreekt met gezag.  Naar deze man wordt geluisterd.  Wat deze man zegt, heeft invloed.
 
Deze verklaring gaf hij niet tussen pot en pint.  Niet tussen de soep en de patatten.  Hij sprak op het hoogtepunt van de jaarlijkse bedevaart.  Op de berg Ararat.  Voor een publiek van anderhalf miljoen moslims.  Hij richtte zich niet tot een heel beperkt kringetje van intimi.  Wel tot een heel gevarieerd publiek.
 
Anderhalf miljoen gelovigen hebben die woorden in zich opgenomen.  Hebben die woorden opgenomen en laten bezinken.  Zij hebben gehoord dat de islam alle geweld en terreur veroordeelt.  Zij hebben gehoord dat de moslims hun liefde voor vrede en eenheid moeten tonen.  Die verhelderende en duidelijke boodschap hebben de gelovigen meegekregen.
 
Die ‘blijde boodschap’ ging verder.  Verder dan dat publiek van anderhalf miljoen gelovigen.  Die boodschap kwam tot ons via verschillende mediakanalen.  Ook wij hebben die boodschap gelezen.  Dat is goed.  Omdat het op die manier het soms oververhitte debat enigszins kan ontluchten.  Omdat het op die manier wat weerwerk kan bieden aan die grote schreeuwers.  Die grote schreeuwers, die al te vaak het debat gijzelen en zich bij het schreeuwen niet laten weerhouden door onvoldoende of geen kennis van koran en islam.  Die boodschap is goed omdat het al te gemakkelijke slogans ontkracht.
 
De grootmoefti gaat met zijn verklaring de strijd aan met dat door oogkleppen gehinderde clubje van Al Qaeda.  Hij confronteert dat clubje met de duidelijkheid van de kennis, verworven door jarenlange studie.  In die studie vindt hij de wijsheid.  De wijsheid met de kracht van overtuiging.
 
Op pagina drieëntwintig las ik dat verhelderende nieuws.  Moeten wij die man voordragen voor de Nobelprijs voor de Vrede? Toch misschien nog eventjes wachten.  Want wij zijn er nog niet helemaal.  In 2012 verklaarde diezelfde man dat alle kerken op het Arabisch Schiereiland zouden moeten vernietigd worden.  Bij dergelijke boodschappen grijp ik met mijn handen naar mijn haren.  Maar dat was het verleden.  Dit is het heden.  Worden niet alle mensen wijzer met de jaren? Wij kunnen het enkel hopen.  Levenslang studeren kan dan toch zijn voordeel hebben, toch?
 
Misschien een suggestie.  Zou een interview met deze man niet interessant kunnen zijn? Om na te gaan in hoeverre zijn ideeën verhelderend kunnen zijn? Om na te gaan in hoeverre deze stellingname zijn verdere discours kleurt? Is hij op andere domeinen even baanbrekend of zijn de andere ideeën eerder confronterend? Blijft hij steken in benauwende en enggeestige analyses of baden zijn verdere opinies in eenzelfde openheid en verdraagzaamheid? Heren journalisten, in Saoedi-Arabië wacht een buitengewone kans.  Grijp die met beide handen.

maandag 14 oktober 2013

Rood. Gezien in Arca, NTGent.

Ik had een uitnodiging op zak voor een bezoek aan het schildersatelier van Mark Rothko.  Een persoonlijke uitnodiging.  Van de grootmeester zelf.  Beetje vreemd, toch? Dat hoor ik u denken.  Want die grootmeester had toch zelfmoord gepleegd in 1970.  Inderdaad, het leven van de grootmeester eindigde in zijn studio.  Een overdosis antidepressiva en de polsen doorgesneden.  Vanwaar dan die uitnodiging? Die uitnodiging leek alleen maar zo.  In werkelijkheid had ik een ticketje gekocht voor ‘Rood’, een toneelvoorstelling van NTGent.  Een voorstelling over het leven en werk van Mark Rothko.  In het Arca-theater stap ik het schildersatelier van Rothko binnen.
 
Alvorens ik dat atelier binnenstap moet ik nog even langs een kunstveiling.  Ik hoor de veilingmeester.  De miljoenen vliegen mij om de oren.  Uiteindelijk wordt afgeklopt op vijfenzeventig miljoen honderdduizend dollar.  Voor dat bedrag wordt een werk van Rothko verkocht in 2012.  Een overbodige intro? Zeer zeker niet.  Het is nuttig.  Een illustratie van het pleidooi van Rothko, dat zal volgen.  Een illustratie van of toch eerder een contrast met hetgeen volgt? Het zal blijken.
 
De inleiding is voorbij.  Ik ben in het schildersatelier.  Gent is even ver weg.  Die avond vertoef ik in downtown New York.  In gezelschap van Mark Rothko en zijn assistent.  In dat atelier wordt niet geschilderd.  Er hangen wel enkele doeken.  Maar dat is slechts decor.  Die doeken zijn slechts een aanleiding tot debat.  Tot discussie.  Die doeken brengen mij tot een masterclass door de grootmeester.  In die masterclass oreert Mark Rothko.  Heilig overtuigd van zijn eigen kunnen.  In de volle wetenschap dat enkel hij de waarheid kent.  Vanuit die wetenschap duldt hij geen tegenspraak.  De assistent incasseert.  De assistent neemt op.  Dat is zijn rol.  Hij is de gemakkelijke sparring partner van de grootmeester.
 
Aanvankelijk ondergaat de assistent gewillig de hem opgedrongen rol.  Zijn idolatrie benevelt hem al te veel.  Hij beperkt zich tot luisteren.  Heel even brengt hij aan.  Heel even stelt hij schuchter een vraag.  Zich ten volle bewust van zijn positie.  De assistent is een beginnend schilder.  Voor hem moet alles nog beginnen.  Hij twijfelt nog.  In het bijzijn van zijn grote idool beseft hij ten volle dat hij nauwelijks iets weet.  Of toch te weinig weet.  Maar die onbevangenheid is een zegen.  Hij is vrij.  In tegenstelling tot Mark Rothko.  Hij zit gevangen in zijn grote gelijk.  Die gevangenschap vernauwt zijn blik.
 
Mark Rothko gaat wild tekeer.  Tegen de vermerking van kunst.  Tegen de maatschappij.  Tegen het onbezorgd leventje.  Tegen het ‘kunstminnende’ publiek.  Tegen de nieuwe generatie kunstenaars.  Tegen de oppervlakkigheid.  Hij schreeuwt.  Hij vloekt.  Hij tiert.  Vlammende monologen in het begin.  Maar dat verandert.  Heel geleidelijk.  De monoloog wordt een dialoog.  De assistent gaat in de tegenaanval.  Eerst schuchter, dan vol overgave.  De rollen worden omgekeerd.  De grootmeester wankelt.  Hij gaat twijfelen.  Twijfelen aan zijn opdracht voor het restaurant The Four Seasons.  Dat is de verdienste van de assistent.  Hij plaatst het aanvaarden van die opdracht tegenover de visie van Rothko over kunst.  Behoorlijk confronterend.  Zo confronterend dat The Seagram Murals niet zullen eindigen waar zij hadden moeten eindigen.
 
Wim Opbrouck als Rothko en Servé Hermans als zijn assistent weten meer dan te overtuigen.  Zij spelen de pannen van het dak.  Een al te gemakkelijke uitdrukking waarvan wij ons, vanuit eenzelfde gemak, al te vlug bedienen.  Maar donderdagavond vulden beide acteurs die uitdrukking met kracht in.  Zij brachten een heldere verbeelding van die definitie.  Maar het was niet enkel dat.  Twee acterende klasbakken zijn niet altijd een garantie voor een goede voorstelling.  De theatertekst doet er ook toe.  Ook dat is een voorwaarde voor uitmuntendheid.  De gebrachte tekst brengt die hoge graad van uitmuntendheid.  Het knettert op het toneel.  Het vonkt.  Het knalt.  Het spettert.  Ik kijk geboeid.  Ik luister aandachtig.  Na twee uur kan ik vreugdevol besluiten dat dit een prachtige toneelavond was.
 
Tot slot nog een klein wistjedatje.  In 1969 werden The Seagram Murals door Mark Rothko aan de Tate Gallery geschonken.  Was Mark Rothko dan toch een man van zijn woord? Waren zijn vlammende betogen dan toch meer dan intellectuele spielerei?

Link met speeldata:
NTGent – Rood.

vrijdag 11 oktober 2013

Mooie liedjes: Green on Red.

De nacht van Radio 1.  Dat programma durf ik wel eens te herbeluisteren.  Via de computer.  Op het werk.  Als achtergrond.  Om het werken wat aangenamer te maken.  Dat is wat muziek doet.  Het maakt alles een beetje lichter.  Minder gewichtig.  Op melodieuze toon gaat de werkdag voorbij.  Van ’s morgens tot ’s avonds doen wij onze professionele taakjes, begeleid door mooie en zachte liedjes.  Dat is fijn.  Dat is heerlijk.
 
Dat programma kan ik best wel een aanrader noemen.  Er wordt niet gesproken.  Liedjes worden niet aan- en afgekondigd.  Het ene liedje volgt op het andere, zonder onderbreking.  Geen enkele afleiding.  Focussen op de muziek.  Zoals het hoort.  Die muziek gaat heen en weer.  Van oeroude klassiekers tot de nieuwste nieuwigheden.  De programmamakers doen ons mijmeren.  Diezelfde makers doen ons ontdekken.
 
De muziekjes gaan voorbij.  Haken zich niet vast.  Eerder doen zij dienst als muzikaal behang.  Maar soms gebeurt het toch.  Heel soms nestelt een liedje zich in mijn hoofd.  Heel soms weet een liedje tot mij door te dringen.  Heel soms eist een liedje mijn volle aandacht.  Niet vaak.  Ik ben op het werk.  Andere, professionele dingen hebben voorrang.  Maar zoals ik al zei, heel soms vraagt een liedje mijn volle aandacht.  Op die momenten luister ik dan net dat ietsje intenser.
 
Eén van die eerder zeldzame momenten had ik onlangs.  Dat was toen ik ‘Time ain’t nothing’ hoorde van Green on Red.  Nostalgie, dat was wat ik voelde bij die song.  Die song voerde mij terug naar de schoolbanken.  Een heerlijke tijd.  Ik dacht terug aan die muziekmiddagen.  Middagen waarop leerlingen en leraars zich verdiepten in de alternatieve muziek.  Het muzikale rariteitenkabinet werd ons tijdens die middagen gepresenteerd.  De nieuwste releases.  Veelbelovende debutanten.  Herontdekkingen van gevestigde waarden.  Mijn ogen gingen open op die middagen.  Mijn oren werden geprikkeld.
 
Op één van die middagen bracht mijn leraar Engels de elpee ‘No Free Lunch’ van Green on Red mee.  Hij beschouwde dit als een openbaring.  De muziek omschreef hij als countryrock.  Geen country, geen rock.  Wel een combinatie van beide.  Die muziek was nieuw voor mij.  Tot dat moment beperkte mijn muzikale wereldje zich tot The Smiths, Simple Minds, U2, Depeche Mode, … Jawel, ik koos voor zekerheden.  Ik nam geen muzikale risico’s.  Green on Red deed mij inzien dat er meer was.
 
‘No Free Lunch’ heb ik mij aangeschaft.  ‘Time ain’t nothing’ heb ik grijsgedraaid.  Op mijn slaapkamer.  De volumeknop bijna volledig opengedraaid.  Toch op momenten dat ik alleen was.  Op andere momenten ging het wat stiller.  In beide gevallen zong ik dat refreintje mee: time ain’t nothing when you’re young at heart and your soul still burns … Ik was jong.  Mijn hart was jong.  Dat lied was voor mij persoonlijk geschreven.  Zo leek het.  Zo voelde het.
 
Elke keer weer werd ik geraakt door dat aparte geluid.  Die aparte stem.  Dit was goed.  Of neen, dit is goed.  Dit is nog steeds goed.
 
Green on Red is niet meer.  Gesplit in 1992.  Kort gereanimeerd in 2005.  Maar dan definitief over en uit.  Eén van de bandleden, Chuck Prophet, is momenteel nog actief als solomuzikant.
 
Link:
 
 

donderdag 10 oktober 2013

Tips en filmpjes. Een gidsende hand.

Eén concert.  Als aanrader.  Hiermee wil ik beginnen.  Geen topact.  Geen megaspektakel.  Geen rocktempel.  Niks van al het voorgaande.  Klein en bescheiden, dat wordt het.  In die mate zelfs dat ik begin te twijfelen of het wel als een concert omschreven kan worden.  Maar er is een groep.  Er wordt gezongen.  Er wordt gemusiceerd.  Er is zelfs een publiek.  Al die elementen samen maken een concert.  Op twaalf oktober staat Mintzkov in de Gentse Fnac.  Zij brengen een miniconcert om hun nieuwste ‘Sky hits Ground’ te promoten.  De groep won in 2000 de Humo’s Rock Rally.  Onder de naam Mintzkov Luna kaapten zij toen de gouden medaille weg, net voor de neus van Admiral Freebee en Venus in Flames.  De echt grote doorbraak kwam er evenwel niet.  Toch verzorgden zij in 2008 het voorprogramma van Kaizers Orchestra op hun Europese tournee.  Ondanks het uitblijven van dat grote succes bleef de groep platen maken.  Sterke platen.  Mooie platen.  Ondanks die prestatie toch veel te weinig airplay op de nationale radiozenders.  Jammer.  Want deze groep verdient beter.  Veel beter.  U twijfelt? Laat u zelf overtuigen in de Fnac.  U hoeft slechts een half uurtje te investeren.  U zal zoveel gelukkiger zijn.
 
 
Parijs.  U kent de stad.  De wereldstad.  De miljoenenstad.  U bent er al eens geweest.  U denkt aan de Eifeltoren.  U denkt aan het Louvre.  U denkt aan de Champs-Elysées.  U denkt aan Place du Tertre.  U denkt aan de Sorbonne.  U denkt aan Père-Lachaise.  U denkt aan de Tuilerieën.  U denkt aan de Moulin Rouge.  U denkt aan het Musée d'Orsay.  Aan dat alles denkt u.  Maar meer nog dan dat denkt u aan mensen.  Veel mensen.  U denkt aan het gewriemel van die mensjes.  Als in een mierennest.  Elk van die mensjes op weg naar hun bestemming.  Net als New York denkt u dat deze stad nooit slaapt.  Altijd is er wel leven.  Altijd is er wel beweging.  Nooit valt het stil.  Of toch?
 
 
Graffiti.  U kan twee richtingen uit.  U kan het hinderlijk vinden.  U kan het beschouwen als een wansmakelijke aanslag op het openbare domein.  Of u kan het prachtig vinden.  U kan het zo prachtig vinden dat u het durft te omschrijven als kunst.  Bij de eerste gedachte behoort u tot een steeds sneller krimpende minderheid.  Bij de tweede gedachte vindt u aansluiting bij de meer algemeen aanvaarde visie op dit fenomeen.  In dat geval wordt het eerder street-art genoemd.  Net als in alle andere kunstvormen hebben wij hier toppers en floppers.  Eén van de allergrootsten in dit genre is Banksy.  Hij ‘bekladt’ muren.  Met beelden.  Veelal met een humoristische insteek, al dan niet gecombineerd met slogans.  Het totaalbeeld krijgt zo vaak een politieke geladenheid.  Net zoals zijn performances.  Ook die stellen wel eens pertinente vragen.  Graffiti, performances.  Dat is alles? Neen, onlangs verscheen een filmpje.  Door Banksy gemaakt.  Een instant succes want intussen al meer dan vier miljoen keer aangeklikt op YouTube.  Wederom kan u zich de vraag stellen: kunst of toch eerder een amusant tijdverdrijf?
 
 
Skunk Anansie.  Succesgroep uit de jaren negentig.  Eén album heb ik van hen in mijn platenkast.  ‘Paranoid and Sunburnt’ uit 1995 met de hitsingles ‘Weak’ en ‘Charity’.  Wat mij aantrok tot die groep was die fantastische stem van de toch wel uitzonderlijke en bijzondere frontvrouw Skin.  Een stem als een klok.  Of neen, beter nog.  Een stem als een nachtegaal.  Haar stem stond garant voor het success van de groep.  Tegenwoordig grijp ik nog weinig naar dat album.  Omdat ik andere muziekjes verkies.  Andere muziekjes, die ik beter acht.  Het gaat hard in de muziekwereld.  Het gaat snel.  Nieuwe groepen komen.  Nieuwe groepen gaan.  Skunk Anansie heb ik al een tijdje niet meer gehoord.  Maar heel binnenkort geef ik hen een herkansing.  Een nieuwe kans om mij te overtuigen.  Volgende zaterdag zendt AchtTV ‘An acoustic Skunk Anansie – Live in London’ uit.  Ik zal luisteren.  Omwille van die stem.  Enkel en alleen voor die stem.  In een akoestische set moet die parelende stem nog meer overtuigen.  Nog meer beklijven.  Van Skin verwacht ik vuurwerk.  Benieuwd wat het zal worden.
 
 
Links:
 
Data:
Miniconcert Mintzkov – Fnac, Gent – Zaterdag 12 oktober om 14.00 uur.
An acoustic Skunk Anansie – AchtTV – Zaterdag 12 oktober om 23.20 uur.

dinsdag 8 oktober 2013

Lampedusa? Godverdomme!

Ik ben razend.  Ik ben woedend.  Die razende woede verbant alle nuance uit mijn pleidooi.  Ik zal tackelen.  Met mijn voeten vol vooruit.  Zonder ook maar iemand te ontzien.  Ik zal niet wikken, noch zal ik wegen.
 
Lampedusa.  Een boot met vluchtelingen kapseist voor de kust van dat Italiaanse eiland.  Tweehonderd dertien lijken werden intussen geborgen.  Honderd vijftig mensen blijven vermist.  Enige kans op redding wordt die vermisten niet meer toegedicht.  Heel even verslikken wij ons in onze koffie.  Ons vers croissantje wordt wat moeilijker doorgeslikt.  Bijna driehonderd vijftig doden bij het ontbijt, het is vervelend dit te moeten lezen.  ’s Morgens met de neus op de harde feiten gedrukt worden, een ander wakker worden was wenselijk geweest.
 
Ik had harde commentaren verwacht.  Schreeuwende commentaren, overlopend van verontwaardiging.  In de kranten.  In de nieuwsmagazines.  Maar dat nieuws bleef eerder beperkt tot sensatiezoekende getuigenissen.  Niemand werd ter verantwoording geroepen.  Het Europese migratiebeleid werd niet tegen het licht gehouden.  Dat beleid werd niet doorgelicht.  Er werden geen vragen gesteld bij datzelfde beleid.  De media beperkte zich enkel tot het dagelijks bijstellen van de dodentol.
 
Niet enkel bleef het stilletjes in de media.  Ook onze politici bleven stil.  Terwijl een bankencrisis de Europese politici doet ‘uitmunten’ in slagvaardigheid, laat een humanitaire crisis diezelfde heren onverschillig.  Geen humanitaire sixpack.  Dergelijke maatregelen kunnen enkel genomen worden als ons luxueus leventje dreigt in te storten.  Een dergelijke dadenkracht kan enkel getoond worden als het om centen gaat.  De levens van enkele honderden, avontuurlijke gelukzoekers? Laat het maar overwaaien.  Of neen, heel misschien moeten we toch iets doen, denken die politici.  Laten wij de muren aan de Europese buitengrenzen nog wat hoger optrekken.  Laten wij het budget van Eurosur wat aandikken.  Zodat Europa met drones en satellieten de vluchtelingenstroom al kan stoppen nog vóór de oversteek.  Zodat vluchtelingen gedwongen worden andere, meer risicovolle alternatieven te zoeken.  Want Europa blijft het land van melk en honing.  Toch in de ogen van die vele gelukzoekers.  Zij zullen blijven komen.  Hoe hoog die muren ook worden.
 
Maar misschien moeten die muren wel hoog blijven.  Misschien moeten die muren nog hoger.  Ter bescherming van dat harde, koude, economische Europa.  Die vreemdelingen moeten thuis blijven.  Zodat zij met hun fijne handjes tegen een hongerloon leuke, hippe hebbedingetjes kunnen fabriceren.  Vanuit hun uitgeteerde vaderland.  Jawel, we zullen wel een vlug traantje wegpinken als dan eens een fabriekje afbrandt.  Maar het zal ons niet stoppen.  Want wij willen alles en wij willen het goedkoop.  Wij horen steeds datzelfde liedje.  Dat onze lonen te hoog zijn.  Maar over de schande van de lageloonlanden wordt niet gepraat.  Over de lonen in die landen wordt zedig gezwegen.  Misschien moeten wij het loondebat in die landen aanzwengelen.  Misschien moeten wij in die landen ijveren voor hogere, nettere lonen.  Misschien moeten wij in die landen ijveren voor betere arbeidsomstandigheden.
 
Een aanpassing van het migratiebeleid moet niet verwacht worden.  Een beleid, dat meer focust op de positieve kansen van migratie, moet niet verwacht worden.  Wij blijven hangen bij een beleid dat drijft op angst.  Vanuit die angst wordt dat beleid bepaald.  Dan kunnen wij toch geen vernieuwend positief beleid verwachten, is het niet? Waarom investeren in een beleid, waar de burger nauwelijks van wakker ligt? 
 
Die vreemdeling is een mogelijke terrorist.  Die vreemdeling is een profiteur.  Die vreemdeling is een crimineel.  Die vreemdeling is een verkrachter.  Onze verbeelding schiet te kort om immigratie in een positief daglicht te plaatsen.  Om die immigrant met open armen en open geest tegemoet te treden.  Neen, die andere blijft een gevaar.  Angst voor het onbekende beheerst ons al te gemakkelijk denkpatroon.
 
Aanpassen of oprotten.  Maar dan toch eerder de nadruk op oprotten.  Want hoe moet de immigrant zich aanpassen? Werken, dat moet hij doen.  Maar tegelijk betuigen wij onze steun aan een poortenfabrikant, die weigert immigranten aan te werven omdat zijn klanten dat niet zouden aanvaarden.  Werken, dat moet hij doen.  Maar tegelijk reageren wij verontwaardigd als op een lijst bij de verkiezingen al te veel gekleurde medeburgers staan.  Werken, dat moet hij doen.  Maar tegelijk begrijpen wij niet als op onze werkvloer iemand wordt aangeworven met een ander kleurtje.  Werken, dat moet hij doen.  Maar tegelijk interpreteren wij een te hoge werkloosheidsgraad onder allochtonen als een bevestiging van hun weigering tot arbeid en niet als een teken van mogelijke discriminatie op de werkvloer.
 
Neen, wij zijn geen racisten.  Dat zeggen wij toch altijd.  In debatten beginnen wij telkens onze standpunten te verdedigen met dat ene zinnetje ‘ik ben geen racist maar …’.  Dat ene zinnetje geeft ons een vrijgeleide om de meest waanzinnige en stompzinnige meningen te uiten.  Vooraf hebben wij ons immers verontschuldigd.  Wij hebben mogelijke verdachtmakingen uitgesloten.  Voor alle duidelijkheid.  Om mogelijke misverstanden achteraf uit te sluiten.  Neen, ik laat mij niet verleiden tot racistische vuilbekkerij maar laat mij toch even de puntjes op de i zetten.  Vrijuit en ongehinderd.
 
Maar soms is dat voorafgaande excuus helemaal niet nodig.  Sommigen geven openlijk toe racist te zijn.  Zonder enige gêne.  Dan bedoel ik niet die extreemrechtse, kaal- en leeghoofderige minderheid. Neen, ik bedoel die brave meerderheid.  Zo willen zij duidelijk maken dat een debat voor hen helemaal niet nodig is.  Dat zij helemaal niet overtuigd willen worden.  Neen, zij zijn racist en daarmee willen zij het debat voorgoed blokkeren.  Want wat is er nu verkeerd aan om racist te zijn?
 
Terwijl wij die angst voor de vreemdeling constant voeden met allerlei nonsens, trekken wij de wijde wereld in.  De wereld is groot.  Dat is leuk.  Want wij kunnen op reis.  Wij kunnen onszelf tot wereldburger bombarderen.  Wij gaan op reis om aan vrienden en kennissen onze ruimdenkendheid te etaleren.  Want eens terug in dat Belgenlandje trekken wij ons terug in onze omheinde villa.  Wij sluiten die afschuwelijke poorten en zetten de beveiligingscamera aan.  Wij hangen dat bordje aan diezelfde poort waarop staat dat hij hier waakt.  Om toch maar iedereen buiten te houden.  Enkel geagendeerd bezoek verdient de toegang.  Toevallige ontmoetingen bestaan niet.  Neen, enkel op afspraak.  De hardwerkende Vlaming vertrouwt niemand.  Zeker niet iemand die anders oogt.  Die anders praat.  Wij trekken de wijde wereld in maar kunnen niet aanvaarden dat die grote wereld ons eigen landje binnentrekt.  Eenmaal terug in onze versterkte bungalow willen wij dat die wereld opnieuw inkrimpt tot ons eigen, bekrompen wereldje.
 
Wij voeden niet enkel onze angst.  Wij voeden tevens het beleid.  Dat gebeurt niet rechtstreeks.  Die verdienste moeten wij ons niet aanmeten.  Die impact hebben wij niet.  Maar de stemming onder het kiezerspubliek wordt constant gepeild.  Via gemaatpakte marketeers, in opdracht van deze of gene politieke partij.  Politiek gaat niet meer om de grote ideeën.  Politiek draait louter nog om verkoopbare ideeën.  Het beleid vangt, via die peilingen, onze signalen op.  Onze signalen dat het hier te vol is.  Onze signalen dat onze welvaartsstaat wordt bedreigd.  Wij dwingen het beleid vanuit die angst te reageren.  Wij dwingen datzelfde beleid te tonen dat zij onze signalen begrijpen.  Dus wordt er een streng beleid uitgestippeld.  Omdat dat verlangd wordt.  Omdat dat gevraagd wordt.  Het is beangstigend topmensen bij Vlaams Belang te horen zeggen dat zij in dat beleid vele punten van hun ooit verguisde programma gerealiseerd zien.  Misschien een al te goedkoop marketingtrucje maar het doet ons even stilstaan.  Ons protest tegen dat programma is gaan liggen.  Omdat wij bang zijn.  Omdat wij die angst weg willen.
 
Wij juichen om Maggie De Block.  Zij doet het immers goed.  Eindelijk minder asielaanvragen.  Eindelijk een strenge staatssecretaris voor Asiel en Migratie.  Geen open grenzen meer.  Alle deuren en ramen dicht.  Tenzij misschien voor dat ene loodgietertje.  Dat sympathieke Afghaantje.  Die mag blijven.  Hij mag onze excuustruus worden.  Hij mag onze knuffelmigrant worden.  Om onszelf dat beeld van warme medemenselijkheid te gunnen.  Voor hem starten wij nog een petitie op.  Hij moet blijven.  Voor hem klagen wij over de onmenselijkheid van het door ons gevraagde en geëiste harde beleid.  Omdat het zo onze verantwoordelijkheid in deze verbergt.
 
Het politieke debat is verhard.  Het vroegere laisser faire hebben wij achter ons gelaten.  Wij zijn vervallen in het andere uiterste.  Het strenge discours van rechten en plichten beheerst nu het debat.  Het lijkt wel alsof het debat enkel kan gevoerd worden in uitersten.  Het lijkt wel alsof de gulden middenweg niet kan of mag bewandeld worden.  Daarom blijven goede initiatieven al te lang uit.  Daarom laat het anoniem solliciteren al te lang op zich wachten.  Daarom worden mogelijke oplossingen voor leerachterstand niet verder onderzocht.  Daarom blijven studies over het mogelijke positieve effect van de thuistaal in het onderwijs zonder gevolg.
 
Neen, bij ons ontbijt slikken wij heel eventjes bij het nieuws van zo vele doden.  Enkele seconden duurt het tot wij die krop in de keel hebben doorgeslikt.  Heel eventjes laten wij ons toe emotioneel te worden.  Om dan weer over te gaan tot de gewone gang van zaken.  Om dan weer zonder verder nadenken te kankeren over die ‘bruinen’ en die ‘zwarten’.  Om dan weer te vervallen in het aangename en gemakkelijke veralgemenen.
 
En jawel, ook ik pleit schuldig.  Ook ik ga niet vrijuit.  Omdat ik zwijg.  Omdat ik het niet meer kan opbrengen in te gaan tegen al te grote dwaasheden.  Jawel, ik doe het soms nog.  Maar niet altijd.  Al te vaak laat ik het achterwege met mijn vuist hard op tafel te kloppen.  Al te vaak laat ik het achterwege te schreeuwen en te roepen.  Ik laat het achterwege al te kortzichtige argumenten te ontkrachten.  Waarmee ik ongewild die argumenten voed en welig laat tieren.  Jawel, ook ik heb schuld.
 
Intussen blijven vluchtelingen hun leven riskeren.  In de hoop op een beter leven.  Op weg naar een wereld waar vooroordelen het debat blijven beheersen.  Op weg naar een wereld waar zij het stigmatiserende etiket van vreemdeling blijvend krijgen opgekleefd.
 
Intussen haasten wij ons in grote getale naar dat nieuwe museum, Red Star Line.  Toch een beetje een contradictie, niet?